Art 21
Hoe mooie guppen te kweken (praktiese handleiding)
RUBRIEK: Guppy Kweek         Geplaatst op 3 januari 2021

Bijna elk advies in een boek, een video of een artikel over het kweken van guppies, begint op krak dezelfde manier: "Schaf je een koppeltje bij een erkend kweker aan, dan heb je de garantie dat je een stabiele stam met de juiste kenmerken zult krijgen." Hoe goed bedoeld ook, steunt dit advies op een aantal voor-veronderstellingen die in realiteit helemaal niet zo evident zijn. Ik leg dit uit.

Eerste veronderstelling: dat het automaties de bedoeling van elke liefheb-ber zou zijn om prachtguppen te beginnen kweken. Dit berust dan weer op het valse onderscheid tussen "edele prachtguppen" en ordinaire "huis- en tuinguppen". In realiteit bestaat er alleen een goede en een slechte ma-nier om guppen te kweken. De slechte manier bestaat eruit van guppen ongebreideld te laten kweken, geen selektie te maken, en in een mum van tijd met een overbevolking aan guppen te zitten. Dan probeert men dit te-veel aan vissen te dumpen op Marktplaats en C°. Gevolg: er wordt zo'n overschot aan guppen tegen dumpingprijzen aangeboden, dat dit de prijs ervan keldert, en dat heel wat aquariumwinkels geen guppen meer indoen. Die moeten ze immers tegen een bepaalde prijs kunnen verkopen, die evenwel niet kan konkurreren tegen deze super solden op het Internet.

De gup is hierbij het slachtoffer van zijn eigen productiviteit: hij plant zich snel voort, en de nakomelingen krijgen betere startkansen door als eier-levend-barend ter wereld te komen. Neemt men daarbij een merkwaardige aanpassing aan alle soorten waters -gaande van brak-, zout-, hard- tem vuil water-, dan wordt het duidelijk dat men te maken met een uiterst succes-volle soort, die in alle plaatsen en kontinenten kan gedijen, mits het er maar warm genoeg is. In die mate, dat de gup bij de invasieve soorten wordt gerekend: wanneer hij ergens wordt uitgezet waar hij voordien niet voortkwam, kan hij "een pest" worden.

In het wild is de levensverwachting van een gup ongeveer 1 jaar. Dit maakt duidelijk dat hij in het wild heel wat vijanden kent die de guppopulatie in stand houden. Binnen de besloten ruimte van een aquarium is dat niet het geval (tenzij men ze met andere soorten in een gezelschapsbak houdt), zo-dat men dit dan maar ZELF in de perken moet houden. Hoe? Vooreerst door alle kromme, zieke en te kleine dieren te elemineren. Valse sentimen-taliteit is hier misplaatst, als men wilt dat zij guppenbestand gezond blijft.

De goede manier om guppen te kweken, bestaat er verder uit van te selek-teren: kiezen uit met name de mannetjes, met welke guppen men wil ver-der kweken. Voor velen een probleem; want op grond WAARVAN gaat men zijn keus maken? Vandaar ook dat veel beginners hun toevlucht ne-men tot de standaards die door de guppycubs zijn opgesteld. Maar mo-mentje: deze guppyclubs spreken uit eigen naam, en dienen in de eerste plaats hun EIGEN zaak.

En zo komt het dat men voor een trio bij een gerenomeerde kweker dan zo'n 50 dollar mag neertellen. Dat is een ander circuit dan Marktplaats, duidelijk. Vraag is, of men dan voor deze hoge kostprijs wel degelijk mooie guppen krijgt. Zoals vermeld, gebruikt men in guppy-middens immers ei-gen kriteria. "Prachtguppen" zijn niet automaties mooie guppen; want fan-cy betekent eerder "luxe" of "hebbedingen". Nieuwigheden die begeerlijk zijn, vanwege hun "aura" of nieuwe vorm. Kwekers komen af met een nieu-we gup-soort, en plots wil iedereen die ook hebben. De punten en de prij-zen die op wedstrijden aan guppen worden gegeven, berusten vooral op "ik wil de langste hebben": dubbelzwaarden met weliswaar lange zwaarden, maar doorgaans in fletse kleuren. En door de laatste trend van "high dor-sals" zal een gup met een gewone rugvin niet meer in de prijzen vallen. Alle kwekers kweken nu guppen die eruit zien als zeilschepen (zie foto's links). Andere hebben ook uitgestulpte buikvinnen -de "ribbons"-, of peddels van borstvinnen -de "dumbo's"-, of vinnen die precies met een schaar in trie-pen zijn gesneden -de "crowns" of "umbrella's", of nog anderen schijnen geen vinnen maar als het ware lakens of bloembladen -de "roses"- te heb-ben. Men kan die als kweekprodukten het resultaat van een noeste ijver bestempelen, maar "mooi"? Ik dacht het niet!

Vandaar dat veel liefhebbers in de loop der jaren teruggrepen naar de voornaamste kwaliteit van de gup: zijn grote kleuren-rijkdom en -felheid. Een eerste keer gebeurde dit met Ginga's uit Japan. Een tweede golf met de "herontdekking" van Endlers. En de laatste golf bestaat erin om terug te keren to the basics: wildvang guppen. Men mag immers niet vergeten dat iedere keer men in de kweek een bepaalde eigenschap zogezegd "veredelt", dit ten koste gaat van ANDERE eigenschappen. Want men wint aan de ene kant, verliest men aan de andere. Wat men dus krijgt van de meeste kwe-kers zijn in de eerste plaats ver doorgedreven kweek-produkten die gene-ties weliswaar "stabiel" zijn, maar tegelijk geneties ook dead ends zijn. In feite kan men uit de kweek van zulke vissen nagenoeg niets nieuws meer verwachten.

Vandaar MIJN kompleet ander advies voor wie een gupkweek wil opzet-ten: kweken moet plezant en amusant blijven, ipv stijf te staan onder de stress van "perfekte" (?) vissen af te leveren, en onder de dwang van aan opgestelde criteria te moeten voldoen. Mijn grootste kweekplezier -zowel als kind en als volwassene- is wanneer ik verrast wordt door een afwij-kend exemplaar. In kleur of in patroon dan wel te verstaan, en niet in freak-gehalte. Ik zal nooit "haaitje" vanuit mijn 11-e vergeten: een gupman met een ander kleurpatroon die plots opdook. Of 2 jaar geleden toen mijn blauw-groene dubbelzwaarden plots een Green Star op hun staartvin, en nadien zilveren en gouden Coins op hun lichaam bleken te vertonen. Dat was een heuse ontdekking en voldoening, waartegen geen enkele eerste prijs het kan opnemen.

Vandaar mijn advies om "avontuurlijk" te zijn, en te gaan voor kleuren of patronen die je ZELF leuk vindt, en niét waarvan "men" zegt dat ze "mooi" of modieus zijn. Eigenlijk moet men voor de kweek van guppen minstens 3 aquariums hebben: één voor de kweekouders, één om de jongen in te laten opgroeien, en één om de mannetjes in te laten opgroeien die men uit de tweede bak haalt. Als op een bepaalde leeftijd de geslachten niet van elkaar gescheiden worden, zullen de mannetjes te vroeg geslachtsrijp en dus ook te klein blijven. In de natuur is er voldoende ruimte, die in de beperkte af-bakening van een aquarium ontbreekt. Ook al ververst men elke week een gedeelte van het water.

Tweede advies: trek je weinig aan van al die "standaardregels" die door guppyclubs en -federaties worden uitgevaardigd. Je hebt geen clubs nodig om vissen te kweken, net zomin als je nood zou hebben om allerlei regels en criteria opgelegd te krijgen, die eigenlijk niets als dusdanig met de vis zelf te maken hebben. Die zijn immers uitgevaardigd door mensen, die me-nen dat men dit moet doen om "serieus" met zijn hobby bezig te zijn, als-ook om op die manier een positie in te nemen in een zelf gekreëerd circuit. Maar je hebt geen prijzen nodig om jezelf ervan te overtuigen dat je mooie guppen kweekt: motief en voldoening moeten bij jezelf liggen. Wat wel vruchtbaar is, is kommunikatie met andere liefhebbers. Met hen die dit graag doen dan, want in dat milieu lopen nogal wat betweterige leraars-types rond of "pastoors" die het evangelie verkondigen.

Zijn er dan GEEN richtlijnen? Jawel, maar in de eerste plaats die ingege-ven door de gup zelf, en door het gezond verstand. Het komt er bijvoor-beeld niet op aan hoe lang de vinnen zijn, maar of ze de vis niet verhinde-ren om gewoon te kunnen zwemmen. Nu kun je dit misschien lachwek-kend vinden, maar heel wat van die gekweekte gup-types kunnen niet meer normaal zwemmen, hooguit "fladderen" in het water. In het wild zouden die geen 5 minuten in leven blijven. Wat de KLEUREN betreft -veruit het belangrijkste item- moet men genoeg kleurenzin aan de dag leggen, om harmoniese kleurkombinaties uit te kiezen. Kleuren mogen fel en uit-gesproken zijn, maar moeten bij elkaar passen: "clowns-vissen" zijn uit den boze.

Wat de patronen betreft, moet men zich realiseren dat het tijd en moeite gekost heeft om die te kreëeren, dus moet men die respekteren en niet door willekeurige kruisingen doen verfletsen of verdwijnen. Wie bijvoor-beeld Tuxedo's of Half Blacks neemt, moet er zich van bewust zijn dat dit patroon blijft "hangen". Wie dan weer Snakeskins uitkiest, moet er zorg voor dragen dat de verschillende patronen -Lace, Zebrinus of Tiger-stre-pen, en slangehuid of filigraan in ere worden gehouden. Men moet eerst een beetje ervaring opdoen, vooralleer wild aan het experimenteren te gaan. Onoordeelkundig kruisen leidt alleen tot mikmak en fletse guppen. En wie bijvoorbeeld Japan Blue neemt, moet weten dat zijn speelruimte beperkt is: alle nakomelingen zullen Japan Blue's zijn.

Iedereen wil ook zowat een bijzondere of een nieuwe gupstam kweken. Vandaar ook dit streven en die rush naar "nieuwigheden". Maar men moet dit relativeren: de diversiteit in kleuren en tekeningen van de gup moge dan kwasi onbeperkt zijn, maar om van een nieuwe stam te kunnen spre-ken, moet wel een duidelijk omlijnd en specifiek patroon te herkennen zijn. In gupmiddens bestaat diskussie over hoe streng men de parameters hierbij moet inperken: velen willen dit uitermate nauw houden, waarbij het nageslacht letterlijke kopiëen van de ouders moeten zijn. Anderen, waar-onder ikzelf, vinden dan weer dat men eigen aan de rijkdom van de gup, een zekere variabiliteit moet toelaten, waarin dat patroon kan variëren. Bijvoorbeeld: bij de Snakeskin of "slangehuid", kan de tekening gaan van puntjes, kronkels die zich rond elkaar wikkelen, tot en met (vertikale) stre-pen op het achterlichaam. Men kan die sub-stammen een eigen naam ge-ven -resp. Lace, Snakeskin en King Cobra- , maar het zijn en blijven varian-ten van één en hetzelfde grondpatroon: Snakeskin.

Eigenlijk zijn er ook weer niet zoveel patronen. De voornaamste kan je in-zien in mijn artikel Guppy de genetika herbekeken. Vallen daar dus strikt gezien NIET onder: al de mutaties van vinnen en lichaamsvorm (op dit vlak ben ik dan weer strikt) ; en al de deklagen die jassen of "coats" zijn die boven of onder de kleuren en patronen steken (albino, blond, .....). Deze laatste worden wel vermeld om een bepaalde vis beter te kunnen determi-neren in zijn naam: zijn visite-kaartje. Maar geen mens zal zich voorstellen als "ik ben blank, Belg, ...". Dus strikt gezien zijn de wildkleur, de albino en de blond van eenzelfde gupstam GEEN verschillende stammen.

Verder heb ik nooit de ambitie om eenkleurige guppen te kweken goed begrepen, bij precies een vissoort die zo'n grote schakeringen en nuances in kleuren kan vertonen. Voor mij staat dat gelijk met een tuin in geome-triese lijnen en uniforme vormen snoeien: het oogt misschien "netjes", maar voelt kompleet kunstmatig en onnatuurlijk aan. Als resultaat van noeste ijver en labeur misschien wel bewonderenswaardig, maar tegelijk ook een komplete onderdrukking van het natuurlijk gebeuren. Wie de gup de eer wil betonen die hij als briljante soort verdient, moet op zijn minst guppen proberen kweken met uitgesproken en bij elkaar passende kleuren. Ik heb er al herhaaldelijk voor gepleit om op wedstrijden meer punten te geven voor mooie kleurkreaties, ipv voornamelijk konservatief de (heilige) standaards toe te passen.

En zo kom ik tot deze eindkonklusie: zijn aantrekkelijk voor de beginners én de modale liefhebber, déze gupstammen die een speelruimte in kleur en patroon toelaten. Zoals: de Tuxedo of Half Black, die een veelheid aan kleuren en patronen in staartvin en voorlichaam toelaat; de al vernoemde Snakeskin; de Ginga; de oude stammen Dubbelzwaard , Mozaiëk Triangel en Wiener Smaragd. En afgeleide stammen zoals Galaxy , Nebula Steel,...

Denk niet verkeerdelijk dat je met een bijzonder of extravagant kweek-produkt zou moeten beginnen. Het "kweekwerk" is daarin al volbracht, en de kans op nakomelingen die minder zullen zijn, is groter dan een verras-sing van iets nieuws. Maw: de kans op ontgoocheling is groter dan die op een ontdekking. Veel plezier en ontdekking toegewenst.