Art 9
Zo ben ik
RUBRIEK: Intuďtie-Energie    Geplaatst op 21 april 2012

Even terug met de teletijdmachine naar het jaar 1969. De Rudy van toen liep geheel in het wit gekleed. In de restanten van de destijdse stock-américain die de ouderlijke winkel in zijn beginjaren na de oorlog geweest was, had ik immers 2 witte marine-broeken gevonden. Die waren "anders" dan de traditionele saaie broeken uit die tijd; en ik paste de rest van mijn outfit daaraan aan. De witte hemden kregen ineens ook een ander uitstralingsveld, dan voor een saaie achtergrond voor een kostuum met das te worden gebruikt. En ik vond ook nog een witte korte jas in de stock van katoen om het geheel af te ronden.

De 20-jarige Rudy was op zoek naar zuiverheid, echtheid en waarheid; wist hij veel van de symboliese achtergrond van de kleur wit die hij daar onderbewust voor had uitgekozen. Het gaf gestalte aan wie hij was, en wou zijn. Hij wist toen al wat hij niet wou, maar over wat hij dan wél wou, daar had hij geen duidelijk "plan" over; hij was zoekende. Hij liet zijn haren groeien, wat op groot verzet van zijn omgeving botste. Als ik de foto's van toen herbekijk, vraag ik me af voor wat al die heisa daarrond goed was: het was een brave beatlle-coupe met de haren ocharme een beetje over de oren.

Het was natuurlijk het begin, want ik had besloten niet meer naar de kapper te gaan. Daarvoor ging ik naar de kapper een straat verder; ze hadden er een jonge, nieuwe kappersgast. Hij was vlot en "modern" en behandelde mij meer als een gelijke dan als een klant, waar ik van hield. Maar hij had mij verraden. Op de laatste-100-dagen, een ritueel waarbij alle Atheneum-studenten in een smoking met hoge hoed hun afzwaai aan de middelbare school vierden, had mijn vader achter mijn rug een deal gesloten met de kappersbaas om mijn haar kort te snijden. Ik vond de kappersgast die laatste keer erg nerveus terwijl ik iedere keer vroeg "niet te kort hé". Ik kwam de kapper buiten als een gepluimd kieken, en was helemaal van mijn melk. De kappers-gast is zich daarna wanneer we elkaar op straat kruisten, komen verontschuldigen: "Ik kon niet anders; het moest van de baas!". Goed, hij was onder druk gezet, maar zo'n straffe gast was hij dus ook weer niet, en het kwaad was geschied. Die 100-dagen-viering was trouwens één groot fiasco voor mij. Het meisje waar ik het voor had, liep letterlijk weg van mij; ik had geen geintje zelfvertrouwen meer over. Toen ik in een vlaag van wanhoop verkondigde dat ik mij zat ging drinken -verder dan twee glazen bier ben ik niet geraakt- reageerde die ene van mijn twee vrienden toen, door te zeggen dat dit enorm kinderachtig was, en dat geen enkele vrouw dat waard was. Wist ik ook veel toen, wat Steenbok inhield. Mijn 100-dagen waren een zwarte pagi-na in mijn levensverhaal; zwart nietwaar!

In de vakantie had ik een studentenjob gedaan met mijn andere humanioravriend: een reclame-campagne voor een wasprodukt. Niet alleen had mijn moeder daardoor voor jaren een Palmolive-reserve in haar berging, maar met mijn eerste verdiende zakgeld kon ik mij iets "duurs" kopen: een platendraaier met boxen. Niet veel zaaks hoor, maar mijn eerste echte aankoop, en mijn allereerste "muziekinstallatie". Restte mij dan natuurlijk nog om mijn allereerste plaat te gaan kopen.

Ik luisterde 's avonds laat op het grote radio-meubel in de living, stilletjes want mijn ouders sliepen dan al, naar de uitzending Cap de Nuit van Marc Moulin. Hij draaide niet-populaire muziek: de eerste underground; nummers die je nergens anders kon horen en die een heuse verademing waren na het bombardement van populaire hitparade-deuntjes. En op een avond, hoorde ik voor het eerst Pink Floyd: een paar nummers van de LP More; een film waarvoor Pink Floyd de muziek had gemaakt. Voor mij was dat een openbaring: zo kan muziek dus ook zijn! Ik ben nadien ook naar de film More gaan kijken, maar dat was niet veel zaaks.

Ik stapte een hippe platenzaak van de stad binnen, waar een al even hippe verkoop-ster mij tegemoet kwam. Ik vond haar leuk, omdat ze anders uitgedost was en an-ders sprak dan "wat gewoon was". Zo op het eerste zicht mocht zij mij ook, want ze zocht een aantal nieuwste platen voor mij uit om naast de Pink Floyd in een hokje te gaan beluisteren. In de winkel koos zij dan de fragmenten en hun duur. Ze was nogal weg van Bouree van Jethro Tull: swingende rockmuziek waarvan ze mij lange frag-menten liet horen, waarop zij meebewoog. Met de nummers van Pink Floyd sprong ze veel kariger om: hop en hop; kort en korter. Toen ik uit mijn "pashok" terug de winkel binnenstapte, hield ze al de Jethro Tull vol zekere verwachting vast: "En, wat heb je gekozen?". Toen ik naar de dubbele LP Ummagumma van Pink Floyd wees, vertrok haar gezicht en ook haar aandacht voor mij. Door mijn keus had ik "mijn kansen" verkeken bij haar; mij een zorg, ik haalde mijn schat mee naar huis, waar hij op mijn installatietje nog beter klonk dan in de winkel, ook al was mijn kamertje eigenlijk niet groter dan het luisterhok in de winkel.

In diezelfde uitzending van Marc Moulin, vernam ik dat Pink Floyd kwam optreden inhet Theater 140 in Brussel. Dus mijn besluit sond vast: dat wou ik meemaken. Op mijn eentje met de trein en de tram naar Brussel, een heuse expeditie; Op tijd ver-trokken om zeker nog een kaart te hebben (toen kon dat nog). En geduldig wachten tot het optreden zou beginnen; onderwijl kennis gemaakt met een "gewone gast" die onder zijn arm de hele collectie van Pink Floyd LP's bleek mee te zuilen. Een hevige fan blijkbaar, die zich verontschuldigde omdat hij er zo "gewoon" uitzag. Naarmate het volk begon toe te stromen, zag ik daartussen een aantal "zware hyppies" uit mijn stad; die leken verwonderd een groentje zoals ik daar ook aan te treffen.

Het optreden was weergaloos. De muziek was perfekt, en klonk als op de plaat. En de sfeer was schitterend; ingetogen en aandachtig luisterend, werden we in de kleine zaal opgenomen in een totaalspektakel. Wat een arsenaal aan instrumenten stond daar op het podium, en wat voor een klanken haalden ze daaruit. En daartussen, een David Gilmour die op blote voeten over het podium bewoog en met een hemelse stem zong. Het einde van het optreden was grandioos: terwijl ze een lang nummer aan het spelen waren, begonnen de roadies het podium te ontmantelen, en instrumenten en uitrusting stuk voor stuk weg te nemen. Tot alleen Nick Mason met zijn drumstel overbleef. Tot ze ook zijn drums weghaalden, en hij alleen maar op schijven kon spelen. En toen ze ook die weer wegbrachten en hij alleen met zijn drumsticks op een kompleet leeg podium stond. Hij trommelde er even mee op zijn kop, en gooide die dan het publiek in. Staande ovatie van de 300 aanwezigen!

Mijn "vriend" stelde mij voor om bij hem te komen overnachten, want er waren geen trams meer terug; en ook geen treinen meer. Maar ik had geen zin; ik zou wel wach-ten in een café op de eerste tram en trein terug naar huis. Zoals steeds in dergelijke gevallen, wanneer mensen een hidden agenda hadden, "luisterde" ik niet meer aan-dachtig en liet ik mij intuïtief meedrijven in een andere richting. Dit heeft mij van veel problemen en onheil gevrijwaard; maar dit heeft mij ook veel geduldig moeten doen wachten. Zo was ik. En zo ben ik nog steeds. Alleen, loop ik nu in het zwart gekleed rond.