Art 17
Roomse Kervel (Myrrhis)
Roomse Kervel is één van die kruiden, waarvan men het nodig vond het te dopen volgens de Christelijke traditie (een ander voorbeeld: Gezegende Dis-tel). Waarom dit voor deze plant diende te gebeuren, is mij een raadsel, want het is een "brave" en gebruiksvriendelijke plant, perfekt eetbaar in al zijn on-derdelen, en zonder kwalijke karaktertrekken. Het enige wat ik hiervoor kan verzinnen, is zijn gelijkenis -en dus mogelijke verwisseling- met de Gevlekte Scheerling, een plant die wél akuut giftig is. Het is zijn "dodelijk" neefje, want beiden behoren ze tot de familie der Schermbloemigen. Men kan ze van el-kaar onderscheiden door de roodbruine vlekken op de stengels, de meer open -staande bloemschermen en de kleinere rondere zaden bij de gevlekte scheer-ling. En vooral: deze laatste smaakt en ruikt slecht (naar muizenurine); terwijl de Roomse Kervel juist zeer aangenaam smaakt en ruikt: zoetig, en licht anijs -achtig. Dat is meteen ook de reden van zijn succes en verspreiding, want oorspronke-lijk kwam hij alleen in de bergstreken van Midden- en Zuid-Europa voor: de Pyreneeën, de Alpen, de Apennijnen,de Balkan en de Kaukasus. Van daar-uit heeft hij zich over heel Europa verspreid door toedoen van de mens: van-wege zijn culnaire kwaliteiten werd hij in tuinen gekweekt, van waaruit hij kon ontsnappen en verwilderen. Vooral Noordwaarts, tot in Zuid-Skandinavië en Ijsland, vanwege zijn tolerantie tegen koude. En vanwege zijn "berg-ach-tergrond", heeft hij zich zelfs kunnen inburgeren in Chili. Het is een gemakke-lijke plant om te houden en te kweken, mits aan een aantal minimum-vereis-ten wordt voldaan: voedselrijke, humeuze en vochtige standplaats met een beschutting tegen felle zon (halfschaduw) en aanwezigheid van kalk/basalt/ mineralen vanuit zijn pedigree als vroegere bergplant. Als hij het naar zijn zin heeft, kan hij jaren blijven groeien, want in tegenstelling tot de "gewone" ker-vel die iedere keer opnieuw moet gezaaid worden, is het een vaste plant. Wat zijn geneeskracht betreft, is Roomse Kervel nooit een hoogvlieger ge-weest. Nochtans is hij meer dan 2000 jaar bekend. De Romein Plinius (1-ste eeuw) heeft het vermeld in zijn Naturalis Historia, als surrogaat voor mirre. Dit kan men nog terugvinden in de botaniese naam myrrhis. De School van Salerno , die toonaangevend was in de Middeleeuwen, gebruikte het kruid vanwege zijn bloedzuiverende werking. De arts en plantkundige Rembert Dodoens (16-e eeuw), beval Roomse Kervel aan tegen menstruatieklachten, en als slijmoplossend voor de luchtwegen. Zijn tijdsgenoot, jezuïiet en ency-clopedist John Gerard raadde gekookte wortels aan voor mensen die aan ver-moeidheidsverschijselen leden. En Nicholas Culpeper (17-e eeuw) schreef de zaden voor tegen reuma. Maar dan verdwijnt het kruid uit de aktualiteit en uit de lijst van officiële artsenijkruiden; dus geen "officinalis" als botaniese soortnaam , maar odorata=welriekend. In de Homeopathie bestaat er slechts vrij recent een Myrrhis-preparaat; het wordt gebruikt tegen ontstekingen van de slijmvliezen in neus, keel, luchtwe-gen en maag, en bij luiheid van de darmen. Dit sluit aan bij de moderne in-zichten over de geneeskracht van Roomse Kervel: hij bevat anethol ,die ook in anijs en venkel zit, en heeft dan ook dezelfde krampwerende, gasdrijvende en ontsmettende werking op de darmen. Het wekt de eetlust op, en is te ge-bruiken bij het hernemen van een normale voeding na een darmstoornis, of om oude, "matte", moedeloze mensen meer kracht te geven. ASTROLOGIES zijn er twee energieëen werkzaam in Roomse Kervel: de eerste de Mercurius-energie, die aktiveert, die terug in beweging brengt, wat door verslijming komt vast te zitten. Vandaar ook zijn bloedzuiverende en urinedrijvende eigenschappen, en zijn gebruik bij reuma, bij (kleine) blaas-en nierstenen. Maar het betreft hier eerder de Mercurius van Maagd, gezien Roomse Kervel vooral op het met Maagd korresponderende lichaamsdeel werkt: de buik met de darmen. Het is ook een erg pragmaties kruid, onder het motto "je eten is je eerste medicijn". Dat het hierbij een grotere reputatie als keukenkruid heeft verworven, doet daarvan niets af. Het wordt gebruikt in soepen, salades en pannekoeken; en alle onderdelen (de varenachtige blade-ren, de wortel, de bloemen en de zwarte zaden) zijn eetbaar en hebben een aromatiese, zoete smaak die het midden houdt tussen drop en venkel. In de Tweede Wereldoorlog werden de zaadjes van Roomse Kervel "oorlogsnoep-jes" genoemd. Precies vanwege die zoete smaak, kan het gebruikt worden als alternatieve zoetstof (bij suikerziekte), of om minder aangename smaken te kamoefleren. Ik gebruik het als een vast ingediënt bij mijn voorjaarssap van geperste planten. Roomse Kervel begint al vrij snel te groeien na de winter, is één van de vroegste keukenkruiden die men kan gebruiken, en vormt voor ieder blad dat men wegneemt een nieuw blad. Al bij al een zeer "praktiese" plant dus. Omdat de plant goed tegen de koude kan, is hij in Skandinavië erg populair. Roomse Kervel kan -als de weerselementen dit toelaten- vrij snel beginnen bloeien: vanaf 10 april. Ook al valt de piek van zijn bloei in de maand mei (het Aarde-Teken Stier), dan geeft dit aanwijzingen over de tweede energie die in hem huist: de Jupiter (Boogschutter)-energie. Roomse Kervel is al bij al een groot kruid dat tot kinderhoogte kan uitgroeien, en heel wat plek kan in-nemen. Zijn hele wezen straalt iets positiefs en welwillendheid uit. Voor de mens is het een tonicum, die veel vitamine C bevat; omwege van dit laatste verkies ik Roomse Kervel in een vers groentensapje dan in een soep. Roomse Kervel wekt nieuwe krachten op bij oververmoeide, uitgebluste of levensmoe-de ouderen. En zijn welwillende uitstraling geldt ook voor bijen: Roomse Ker-vel is het een bijenplant, en sommige imkers in Duitsland planten Roomse Kervel rond hun bijenkorven, opdat de bijen extra lekkere bloemenhoning zouden maken. Als ANALOOG KRUID past Roomse Kervel bij het mensentype dat "bruikbaar" en inzetbaar is voor alle werk. Als een soort "super-sub"-invaller of getalenteerde kracht die op iedere plaats goed werk kan verrichten. Het trajekt van Roomse Kervel als "bergplant", roept de analogie met de migrant op, die naar hier komt als werkkracht. Wordt die altijd naar zijn waarde ge-schat? De Roomse-Kervel-mens is een harde werker die het beste probeert te maken van de situatie, maar die wel eens uitgeput begint te geraken door gebrek aan appreciatie of door vormen van uitbuiting. Roomse Kervel is een zeer vrijgevige plant, maar wanneer men het zonder konsideratie kaal blijft plukken, dan kan de plant door uitputting afsterven. Als KOMPLEMENTAIR KRUID past Roomse Kervel bij hem die uit gebrek van de tering naar de nering te kunnen zetten, teveel uitgeeft. Dit type is weliswaar heel genereus van aard, maar tegelijk ook verkwistend. "Het kan niet op", leidt immers nogal eens naar het bankroet. Bij gebrek aan "brandstof" (Aarde) riskeert men een burn-out of een uitputting. Men kan niet ongestraft blijven voortdoen, maar moet een time-out inlassen. Zowel fy-sies als psychies volgen na 7 dagen, maanden, jaren van overvloed en over-daad, 7 dagen, maanden, jaren van schaarste en armoede. Leer het kleine appreciëren, niet omdat het minder zou zijn, maar omdat het een meer- waarde betekent in het alledaags bestaan. Want wie het kleine niet eert, ..... |