Pag 4
Mijn eerste, enige en eigenzinnige reis in Nepal
Doorgegaan van 20 -10 tem 2-11-2013; Geplaatst op 10 november 2013
Ik zat op mijn favoriet plekje, op het binnenterras van Flavors, toen een "plaatse-lijke" aan mijn tafel kwam, met het voorstel een "intervieuw" af te nemen. Hij was de redacteur van een tijdschriftje. "Mooi", dacht ik, "hij zal mij direkt wel een nummer proberen opsolferen, maar vermits Nepal niet bepaald een mentaal land is -boeken-winkels zijn er als naalden in een hooiberg- kan ik wel enige lectuur gebruiken om de lange avonden mee door te brengen. "Please, tell me two things about Nepal sir: one thing you like, and one thing you don't like." Mijn antwoord was vlug gevonden: "The chaos." "And what you like?" "The chaos." Haha, het intervieuw was vlug klaar, en bleek trouwens maar een smoes om zijn tijdschrift ook aan toeristen te kunnen slij-ten: het bleek een blaadje te zijn ter bevordering van de spirituele (??) betrekkingen tussen Nepal en Rusland, met achteraan 2 pagina's met intervieuws bij wijze van extra-sponsering. Maar die chaos is nochtans zeer typerend voor Nepal. Nepal is als een disfunktio-neel huishouden, dat desondanks werkt. We moeten daar in ons eigen, klein disfunk-tioneel landje dus niet teveel naar wijzen, want we zijn uit hetzelfde bedje ziek. Wel één groot verschil: de strijd om het dagelijks bestaan is in Nepal vele malen harder dan bij ons. Men werkt er van zonsopgang tot zonsondergang, voor een karig loon. Elke dag, is een strijd in survival. Het werktempo ligt er laag -behalve voor taxi-chauffeurs en agenten die veel stress moeten doormaken- maar men werkt de hele dag gestadig door. Dat het land er relatief "vuil" bij ligt, is niet de fout van de bevol-king, maar van de autoriteiten. Elke Nepalees veegt bijvoorbeeld voor zijn eigen deur, tót de straat, maar de vuilnisdienst stelt daar niets voor: een stelletje jonge gasten, die amateuristies zakken bij elkaar komen halen. Op het platteland is er sowieso géén ophaaldienst; de Nepalezen lossen dit dan op dezelfe manier waarop men destijds op "den buiten" bij ons deed voor Ivago overal langs kwam: de vuilnis verbranden in een greppel. Maar plastic brandt slecht; resultaat: overal, en vooral langs waterlopen, een bonte verzameling van gekleurde plastic-zakken. Alhoewel er een groot respekt bestaat voor de politie, de militairen, en de geestelijke autoriteiten, bestaan er in de dagdagelijkse realiteit erg weinig regels. In het verkeer gelden slechts twee regels. Eén is: rij links en volg de bevelen van de politie. Twee is: een goede wagen is een wagen die rijdt. Sommige taxi's hangen letterlijk met haken en ogen aan elkaar. Als de keuringsdienst van België, bij wijze van kulturele uitwisse-ling, eens een kijkje zouden komen nemen in Nepal, dan zouden hun haren ten berge (!!) rijzen, haha, van wat zij zouden zien. Het dient gezegd te worden, dat de rijwegen in Nepal er verschrikkelijk bij liggen, wat meteen het één en het ander verklaart. Ik overdrijf heus niet, wanneer ik zeg dat putten van 30 cm diep in het wegdek, een "normale" situatie is. Vanuit het Nepalees "pragmatisme" worden putten op straat of op de weg ook niét opgevuld: men laat dit zó, tot de weg eens (!?) in zijn geheel zal vernieuwd worden. In Kathmandu, waar de situatie echt rampzalig is, rijden het uiterste vergt van de "rij-tuigen", en het verkeer ronduit hels is, is men bezig straten te verbreden om het toe-nemend verkeer te kunnen laten doorstromen. Ook dat gebeurt op zijn "Nepales",ttz dat huizen of stukken van huizen ter plekke worden afgebroken, en dat het puin blijft liggen. De straat wordt ook niet afgesloten: men rijdt gewoon verder over of tussen het puin. Pas wanneer alle huisjes zijn afgebroken, wordt de nieuwe straat aangelegd en de asfalt gegoten. Ook dat gebeurt nog steeds terwijl het verkeer erdoor blijft ra-zen: op één baanvak, afwisselend voor de twee richtingen, georchestreerd door een agent (met masker tegen de luchtvervuiling). Op die manier verrijzen er in bepaalde stadswijken geheel nieuwe gehuchten langs nieuwe, brede straten op: het Oude Kathmandu maakt er plaats voor een meer geglobaliseerde Moderne versie met kan-toren en hogere gebouwen. Het is dus de vraag in hoever en voor hoelang nog Kath-mandu zijn eigenheid zal kunnen bewaren. Dieren, en meer bepaald honden en koeien, maken integraal deel uit van dat Oude Kathmandu. Het zijn beiden "heilige dieren", en dus beschermde dieren. Dat is hen aan te zien: honden slapen op de meest willekeurige plekken naast en vaak zelfs mid-denin druk verkeer met wat soms op een ware doodsverachting gelijkt: wat kan mij gebeuren? 't Ja, soms gebeurt er natuurlijk wel eens een ongeluk, en honden met gebroken poten of met een poot af getuigen daarvan. Ook de koeien laveren met een aan arrogantie grenzende zelfzekerheid midden het verkeer. Het is de vraag of bei-den zich in het Nieuwe Kathmandu, waar al beduidend sneller gereden wordt, zullen kunnen handhaven. De afschuwelijke staat van het wegdek in het Oude Kathmandu heeft immers dit enorm voordeel: er KAN niet snel gereden worden, wat een chaoties verkeer oplevert, maar ook en vooral: een verkeer naar mensenmaat. Want o ja, heb ik het al vermeld: in die smalle straatjes en op die kronkelige baantjes lopen ook mensen naar of van hun werk, hun huis, hun school, ...... Langs deze wegen rukt de "welvaart"en de "beschaving" het binnenland in. Maar de pragmatiese Nepalezen maken in de eerste plaats gebruik van de verbindingsweg die er is: je zou gek moeten zijn om een baan die door drie valleien loopt niet te gebrui-ken, en de omweg van 3 heuvels op en neer te volgen. Het spaart tijd en vooral ener-gie uit; aldus ziet men soms aan de rand van de weg zwaarbeladen boeren en boerin-nen wandelen, terwijl vlak naast hen de bussen en de auto's voorbij snellen. Of een kolonie schoolkinderen. "Levensgevaarlijk!", zou men hier denken, maar in Kathman-du hoort dat risiko erbij: wat is immers het alternatief? Tijdens het tweede deel van mijn verblijf in Kathmandu, heb ik mij een gids en een chauffeur gehuurd, zoals het een rijke Westerling betaamd. Ik heb de Stupa van het Swambunath Tempel, in omgangstaal de "Monkey-Stupa" met zijn 1007 trappen bezocht; op de top ervan heeft men een mooi uitzicht op de heuvels van Kathmandu. Ik heb het Hindoeïsties heiligdom Pashupatinath bezocht, waar ik het lieverdje van de Chains was en mijn tika heb gekregen. Ik heb de nacht in een arendsnest te Nawa-kot doorgebracht, en liggen rillen van de kou, om de zonsopgang over de bergen te kunnen zien, die niet te zien waren omdat ze in de nevels gehuld waren haha. Men kan natuurlijk de bezienswaardigheden aan elkaar blijven rijgen, want Nepal is daar een onuitputtelijke bron van. Maar voor mij was het genoeg. En heb mijn vlucht terug op een paar dagen vroeger laten verzetten. Ik had daar een goede reden voor. Ik begrijp nu waarom reizen georganiseerd door reisagentschappen zo "duur" zijn: ze zijn hun geld gewoon waard. Primo omdat ze een buffer opwerpen tussen de toerist en het land, zodat hij beschermd is. Deze buffer had ik niét, zodat ik bloot gesteld was aan wat soms bizarre, maar soms ook intrinsiek gevaarlijke toestanden waren. Daar waar ik vertoefde, heb ik steeds goede kontakten gehad, daar niet van, maar het was soms uitermate beproevend en eiste het uiterste van mezelf. Voor ik vertrok -men kan ermee lachen- had ik mijn testament gemaakt: men weet nooit! Een paar keer ben ik daadwerkelijk in gevaar geweest, dicht bij een totale collaps of bij een hartinfarct nl, en een aantal keren onder dreiging niet meer terug te kunnen geraken. Ik heb toen hulp van "bovenaf" moeten vragen om het te kunnen halen. Eén ding weet ik nu zeker: reizen naar zulke verre landen IS erg ver-moeiend en belastend voor het gestel. Zo had ik in mijn leven al ettelijke keren kram-pen gehad, maar nog nooit in die mate, dat mijn duimen als een kippepootje aan mijn handpalmen plakten, dat mijn grote tenen omhoog krulden als moorse schoenen, of dat mijn kuitbeen in twee delen (het leek wel op een studie van Vesalius) tegen mijn onderbeen geplakt bleef. Secundo: het leven valt daar stil van 6 uur 's avonds. Dit betekent dat ik allen op mijn kamer was, elke dag, van 6 uur 's avonds tot 7 uur 's morgens. Ik kan wel veel slapen, maar toch weer niet zovéél! Ik heb mij dus erg alleen gevoeld; op zich ben ik dat "gewoon", maar een mens gaat toch niet op reis om dat nog eens extra te moeten voelen nietwaar! En vervolgens: ik heb mij ook enorm verveeld. Wat moest ik daar doen in mijn kamer? Mijn avonden thuis zijn globaal gesproken nogal kreatief en vruchtbaar, dus het zinde mij totaal niet van die daar in "ledigheid" te moeten door-brengen. In de betere hotels, valt er echter wél nog vanalles te "beleven". En tertio tenslotte: de reizen van reisagentschappen zijn goed georganiseerd. Ik stuur mijn "organisator" geen verwijten, maar de kritiek dat ik slecht gebriefd, slecht begeleid en slecht opgevangen ben, is terecht. Aan mezelf overgelaten, heeft mijn on-ervarendheid mij parten gespeeld. Ook de terugtocht was een kalvarietocht: ik heb in dat verfoeilijke New Dehli mijn vlucht naar Brussel gemist, en had ik geen Visa-kaart die ik daar en toen voor het eerst heb gebruikt, dat zat ik daar nog zoals Tom Hanks in "The Terminal". Ik heb daar toen één dag moeten doorkomen op een breakfast, 2 fanta's (die voorwaar in een koelkast mét slot werden bewaard!) en Bolywoodfilms op een hotelkamer in een katakombe. Op die 14 dagen tijd ben ik 5 kilo afgevallen. De Tuinman weet nu: de glans van de "verre reizen" -omdat hij er nooit één had ge-maakt- is weg. Sorry Reizigster; dat was jouw ding, maar niet het mijne. Ik ben nu zelfs blij dat ik nooit een reis met Annemie heb gemaakt, want ik zou haar enorm verveeld en gestoord hebben. En de Tuinman zelf, gaat hij nog op reis gaan? Dat kan, maar twee dingen weet hij alvast. Eén: het moet naar een idyliese, mooie , en niet per se verre plek gaan, waar hij zich goed kan voelen. En twee: hij moet niet véél zien of doen, maar gewoon wat kleine exkursies in de omgeving kunnen maken om zich in het plaatselijk leven en sfeer te kunnen onderdompelen. Meer moet dat voor de Tuinman niet zijn. |