Pag 3
Mijn eerste, enige en eigenzinnige reis in Nepal
Doorgegaan van 20 -10 tem 2-11-2013; Geplaatst op 10 november 2013
Vergelijk het met de eerste keer sex : jebent enerzijds erg opgewonden, maar ander-zijds en tegelijk voel je je ook onzeker over wàt het zal zijn, en hoe je het er vanaf zult brengen. De tweede keer gaat je al stukken gemakkelijker af, omdat het niet meer "onbekend gebied" is. De tweede keer het bustrajekt (in omgekeerde richting dan) Pokhara-Kathmandu afleggen, viel mij dus al stukken beter mee. Niet in het minst omdat ik naast een plaatselijke schoonheid mocht zitten, die naar de naam Laxmi luisterde. Een mens mag toch ook een beetje meeval hebben nietwaar! Ik had van René nog in extremis een papiertje gekregen met de naam op van het ho-tel in Kathmandu, The Star of the Snowy Montain, maar dat bevond zich middenin de boeddhistiese wijk, en was niet bekend bij de taxichauffeurs die vnl van Nepalese en Indiese afkomst, met een Hindoeïstiese achtergrond zijn. Eén taxichauffeur wist zogezegd nog een goed hotel zijn; omdat ik het wachten en zoeken beu was, stemde ik toe: "Ach, we zullen wel zien." Dat had ik beter niet gedaan, want voor ik er erg in had, draaide hij een labyrint van smalle straatjes in, tot hij bij een soort rattenhol uitkwam. Ik was onmiddellijk omringd door een aantal grimmige personnages die eisten dat ik zou boeken en betalen nog voor ik de kamer gezien had. Als toerist met je bagage ben je erg kwetsbaar: je kan geen kanten op, en zulke mensen weten dat maar al te goed. Omdat ik mijn leven meer waard achtte dan de gevraagde 12 euro, heb ik afgedokt. Maar de kamer kon niet eens op slot; geen sprake dat ik zou blijven overnachten in dit rovershol. "You do'nt stay?" "I do'nt know. But is not your pro-blem; you got your money." Nog een beetje over koetjes en kalfjes praten, en op zijn eigenwaarde appeleren, en toen de eigenaar zijn aandacht aan anderen moest schen-ken, profiteerde ik ervan om weg te glippen. Ik was echter nog niet "thuis": alweer twee taxi's die de plaats niet wisten zijn. En een derde vroeg meteen 1000 roepies. "You do ask 1000 roepies, but you do'nt even know where it is?" Kwaad pakte ik mijn bagage op, en stapte uit zijn taxi. Hij had dat niet verwacht, en liep mij achterna: "OK sir, I will bring you there." Na een telefoon-tje of twee, reed hij tot de ingang, maar durfde de steeg ernaar niet binnenrijden. Men kan het verdraagzaamheid voor elkaar noemen, maar men kan het net zo een leven naast elkaar noemen: de verschillende gemeenschappen - Nepalese, Indiese en Tibetaanse- leven in wijken als een lappedeken naast elkaar. Een Indiër met Ganesh en Shiva in zijn taxi, zal zich dus niet zomaar in een Tibetaans bolwerk wagen. Temeer niet, wanneer het hotel eigenlijk een monnikenklooster blijkt te zijn, waar-van de cellen zijn omgevormd geworden tot hotelkamers. Maar het voldoet, en het is goedkoop, dus alweer volledig uitgeput strompel ik mijn kamer binnen, en mijn bed op. Oef, safe again! Ik gebruik het monnikenhotel als uitvalsbasis om de stad te verkennen. Te beginnen met de wijk natuurlijk: van zodra je de "ingewanden" van een woonblok verlaat, kom je in het lawaai en de drukte van de straat. Dat is zo in heel Kathmandu, en dit is ook hier het geval. Je wordt direkt bestormd met duizend visuele prikkels: de shops, de mensen, de aktiviteiten, de drukte, .... Je lijkt wel in een soort menselijke mieren-hoop terecht gekomen. Ergens stoppen is eigenlijk niet aangewezen, want alhoewel het motto (bij vnl prullaria-verkopers) is "Looking costs nothing!", is de verkoper daar meteen bij jou als je naar iets blijft staan kijken. Je wordt aangeklampt door wat ik de "melk-brigade" noem: vrouwen met een klein kind om de arm, die geen geld vragen maar een (zo groot mogelijke) pot melkpoeder. Ik laat mij verleiden tot mijn goede daad van de dag; neen, niet de grote pot, dat is teveel. Ik wordt geïnviteerd op hun kamp. Bedankt, maar je glimlach is genoeg als bedanking. Achteraf komen zij waarschijnlijk de pot terugbrengen bij de kleine supermarkt. De Tibetaanse uitbaat-ster is niet bepaald opgezet met die vrouwen. Nadien, wanneer ik telkenmale aange-klampt wordt door andere vrouwen met andere kinderen op dat punt, begrijp ik waarom: het is geen brigade maar een connection. Eenmaal krijgen jullie et voordeel van de twijfel, dames, maar dat is alles. Van dan af, wimpel ik ze ook bot af. De Bodhna-Stupa, een van de bezienswaardigheden die ik wou zien, leek op het einde van de straat te liggen: een meevaller. Maar rond de Stupa is het zo mogelijk nog drukker, door een grote toestroom van monniken en pelgrims allerhande, en van horden toeristen. Maar ik hou wel van de sfeer die er heerst, al valt die helemaal niet meer te vergelijken met wat ik op de foto's van Annemie van haar reis in de jaren 80 had gezien. Het toerisme brengt valuta's binnen, en doet de Nepalezen leven, maar wat is het effekt ervan op de authenticiteit van Nepal op langere termijn? Het plaatst jezelf ook in een delikate positie: zonder daarvoor iets te hebben moeten doen, ben je ineens "tien maal rijker" geworden, wanneer je als Europeaan voet in Nepal zet. Voor 400 roepies ofte iets meer dan 3 euro kun je daar een volwaardige maaltijd krijgen. Wat moet je dan met de fooien doen? Te royaal zijn, doet op termijn de verwachting ontstaan, dat Westerse toeristen er zijn om gepluimd te worden; zij kunnen er toch tegen! Het is dan alsof op je voorhoofd gedrukt staat: "ik heb veel geld; kom het uit mijn zakken halen." Maar als je aan de andere kant erg krentig bent in je fooien, zoals de Nederlanders, dan geeft dat het signaal dat wat jij "teveel" hebt niet wilt delen met de Nepalezen die "veel minder hebben". Ik heb dat patroon steeds proberen te doorbreken, door de mens te benadrukken, en van mens tot mens op te treden. Als feedback kreeg ik dan ook terug dat zij mij op hun beurt ook zo benader-den; ettelijke keren werd ook door hen van het patroon afgeweken. Zo werden dan plaatselijk van mij foto's als "bezienswaardigheid" genomen, haha. De Chinese kok van het hotel is een allerliefste Chinees, maar ook een allerslechtste kok. De eerste avond bij mijn aankomst, toen ik het menu onder ogen kreeg, dacht ik: laat mij de kippesoep nemen; daar kan weinig mee verkeerd gaan. Dacht ik! Hij had de soep blijkbaar gemaakt met het afwaswater of zoiets; en het laatste dat je van een kippesoep mag verwachten, is dat ze een aanslag op je tanden zou maken, toch? De stukjes kip worden echter mét bot en al fijngehakt, en er dan zo bij gekieperd. De hele dag was de kok trouwens in de weer met hakken: het geluid van zijn hakmes was ten alle tijde uit de keuken te horen. Fijn hakken is OK, maar wat is de meerwaarde er-van, als de groenten niet voldoende gestoofd worden? Ook de rijst met (rauwe) groenten viel daardoor erg zwaar om te verteren. Ter zijner verdediging dient ge-zegd: in heel Kathmandu algemeen, maar in dit hotel in het bijzonder viel de stroom vanaf een uur of zes 's avonds regelmatig uit. Het moet niet meevallen om te koken zonder stroom; maar waarom dan niet op buthaan of zo overschakelen? Enfin, om dit culneair hoofdstuk af te sluiten: de "continental breakfast" was van prijs zeer rede-lijk (1,5 euro nl), maar onze vriend vond het blijkbaar nodig om de (halfgebak-ken) frietjes te tellen, en op een rij te leggen. Eén van mijn eerste doelstellingen, was dan ook in de nabije omgeving een goed eet-huisje te vinden. Met mijn gebruikelijke flair stapte ik bij de Bodhna-Stupa, een ga-lerij binnen waaruit een frisse bries mij tegemoet waaide als verwelkoming. Ik kwam uit op een binnenterras waar een fonteintje het idylies plaatje volledig maakte. Het was een beetje een "verwesterdse" zaak, want je kon er zowaar pizza en spaghetti krijgen, en een heleboel desserts waaronder, wonder boven wonder, chocomousse. Flavors heette de zaak, en wordt op het Internet alom warm aanbevolen en aange-prezen. Maar ik had geen laptop of tabloid mee, en had "op eigen intuïtie" dit uitste-kend eethuis gevonden. Een meerwaarde van de zaak is, dat het werkgelegenheid biedt aan mensen met een handikap: één van de diensters was doof, en een andere was een dwerg. Ik heb me toch moeten inspannen om niet in een lachen uit te bars-ten, toen mij deze laatste een cola kwam brengen, en daarbij met moeite boven de tafel uitkwam. Zie: Flavors Eén van mijn andere ontdekkingen in de omgeving van de Bodhna-Stupa, was een stoffenwinkeltje. Misschien vreemd, maar ik heb van mijn reis geen enkele souvenir onder de vorm van beeldjes, zilverwerk, juwelen, klankschalen, of wat ook meege-bracht. Annemie was mij al die jaren overvloedig daarin vooraf gegaan, en ik hoefde eigenlijk niets meer daarvan. Het huis was daar al rijkelijk van voorzien. Maar mijn oog viel op een mooie stof in heldere kleuren, met een filigram van gouden draad erin geweven. Dat zou mooi zijn als tafelkleed, schoot door mijn kop. De stof was slechts één meter breed, maar de shopeigenaar, mister Vikash Agrawal, was zo vriendelijk om die voor mij gratis in twee stukken aan elkaar te laten naaien zodat ik tot een breedte van 2 meter kwam. Ik kocht er ook nog een stuk kostelijke en pre-cieuze stof met boeddhistiese motieven, om het kastje in Annemies kamer mee te kunnen drapperen. |