Art 24
Onderzoek van het Weense Smaragd patroon bij de guppy
RUBRIEK: Guppy Kweek           Geplaatst op 13 februari 2021

De Weense Smaragd is één van de oudste gupstammen. Zijn oorsprong gaat decennia terug, toen in Oostenrijk triangelstaarten werden gekweekt. In zulke multi-color-Mozaiek-stammen bleken een paar guppen een spe-ciale, meander-tekening op het achterlichaam te vertonen, te vergelij-ken met "een lint dat in een bries waait" of "met een rivier die zich over een laagland kronkelt". Zowel van naam als van analogie is de Wiener Smaragd dus van Europese makelij. De fraaiste exemplaren bleken ook een vlekken-patroon te vertonen in voorlichaam en in de staartvinwortel. In het voor-lichaam soms als een zigzag-lijn, al dan niet geaccentueerd door de aanwe-zigheid van een zilveren tot gouden glans op de rugpartij: het Schimmel-pfennig Platinum dat toen bijna gelijktijdig in Duitsland werd ontdekt. In het caudale eind, vaak als een Pauwenoog: een zwarte vlek omringd met een zilverachtige cirkel. Wie denkt aan een pauw, denkt aan de kleuren blauw en groen, zodat de meest spektakulaire vissen dan ook in deze grondkleuren waren. Vandaar de uiteindelijke naam van Smaragd.

Zoals reeds vermeld waren de eerste Weense Smaragden triangels met veelkleurige mozaiek-staartvinnen. Dat zorgde tegelijk voor een aantal problemen, omdat die drukke patronen in de staartvin teveel de aandacht opeisten ten nadele van de subtielere tekeningen op het lichaam. Al vrij snel had men door dat Dubbelzwaarden (samen met Onderzwaarden en Bovenzwaarden) deze beter naar voor brachten. De stam maakte een come -back in de jaren 80, dank zij Australiese kwekers, in die mate dat hij sinds -dien de basis vormt van de meeste Dubbelzwaard-stammen. Voor gele, rode en ook groene tinten, komen de blonde exemplaren extra in aanmer-king, omdat zij een gouden glans over de gup leggen, die deze kleuren nog eens extra beklemtonen. Nieuwe variaties zijn de Bunt/Bund, bij wie de meander-tekening in een wijnrood tot diep bordeaux is uitgezet. Ik noem deze Caramel, omdat het me doet denken aan een toetje waarvan een ca-ramel-saus afdruipt. Het maakt het contrast scherper, maar de kleurennu-ances minder verfijnd. Oordeel zelf maar door de blonde Onderzwaarden hier links met elkaar te vergelijken. Deze tweede generatie wordt door-gaans Vienna Emerald genoemd, omdat het accent van de kweek zich heeft verlegd naar Engels-sprekende landen.

De laatste ontwikkeling heeft deze stam in Japan door gemaakt, alwaar hij in de jaren 90 aanbelandde via import vanuit Singapore en Taiwan. Azia-ten zijn minder dogmaties en konservatief in het kweken, en ze geven vaak bloemrijker en lyriese namen aan hun kweekresultaten. Een personeelslid van een Japanse guppywinkel, die dol was van het lied "An Old-Fashioned Love song" van de al even ouderwetse rockband Three Dog Night, noemde deze stam Old-Fashioned. Men vond dit in Japan een gepaste naam, om-dat hij in zijn veelkleurige variabiliteit "ouderwets" aandeed, en meer leek op de wilde guppy dan op die van de meest toenmalige "moderne" stam-men.

Maar dat wilde daarvoor niet zeggen, dat deze stam geen konnekties had met deze meer "modernere" stammen. Grasduinen in de talrijke kruisin-gen die Oosterlingen met meer applikatie durven maken, kon ik op foto's associaties tussen deze Old-Fashioned enerzijds, en anderzijds Blue Grass en Snakeskin vinden. Hiernaast links een aantal foto's die dit verduidelij-ken. Daarnaast blijken in de Multi-color Triangels regelmatig ditzelfde pa-troon van nmeandering op het achterlichaam op te duiken. Een essentiële vraag hierbij, is of dit meander-patroon helemaal niets te maken zou heb-ben met het Zebrinus-patroon, omdat bij de eerste de strepen willekeuri-ger in lengte en dikte zijn, terwijl de strepen bij de tweede meestal nage-noeg mooi vertikaal aan elkaar evenwijdig lopen.

Dat heeft zo zijn redenen, waarom men dit verband NIET wil erkennen of leggen. De eerste heeft te maken met de nood om de stammen duidelijk van elkaar te onderscheiden, zodat men eigenlijk geen interesse WIL op-brengen voor de mengtypes die bepaalde overgangen daartussen illus-treren. De tweede reden heeft te maken met wat ik persoonlijk de lelijke gewoonte van het "labelen" noem: men kent graag één bepaald kenmerk aan één enkel gen/genenpaar toe. Dit laatste getuigt van een simplistiese visie op de genetika, terwijl het eerste getuigt van een erg statiese visie op hoe de genetika werkt. In realiteit werken genen samen in netwerken, en verglijden dus de verschillende patronen IN elkaar. De enige manier om hierin een overzicht te kunnen bewaren, bestaat eruit van VERBANDEN tussen de patronen te kunnen vinden, in plaats van zich vast te klampen aan wat uiteindelijk slechts markers blijken te zijn op de grens tussen die patronen.

De Genalogie , met de historiek van de ontwikkeling van de gupstammen in de tijd, kan ons hierbij zeer goed helpen. In mijn behandeling De gene-tiese Genealogie Tabel der gyppy stammen heb ik reeds vermeld dat de oude stam Pauper aan de basis ligt van de latere Wiener Smaragd; en dat de Bird Eye samen met het Kantstaartje aan de basis ligt van de latere Snakeskins. Deze Spots/Bird Eyes/ Pauwenogen is wat de voorouders van Wiener Smaragd en Snakeskin met elkaar gemeen hebben, en dus opdui-ken in ALLE "moderne" stammen die eruit zijn afgeleid. Bekijk links de foto's van Pauper, die dat verduidelijken. Met als laatste een regressie er-naar vanuit mijn eigen Dubbelzwaard stam in meer flikkerende kleuren.

HOE verschillende gupstammen in elkaar verglijden, heb ik afgebeeld in de tekening hierboven. Er bestaan associaties van de Wiener Smaragd met de Mozaiek Triangel, de Snakeskin of King Cobra en de (Blue) Grass. Krijgen we bij de Dubbelzwaarden exemplaren met kleinere zwaarden en een groter bezet staartvin met vlekjes-patronen, dan wijst dit op een ver-glijding naar de King Cobra. Soms kan men zelfs de aanzet van een Kant-staartje herkennen, een andere oerstam die aan de basis ligt van de Sna-keskin (Lace). Hoe meer de Wiener Smaragd verglijdt naar een "gewone" Mozaiek, hoe meer de zwaarden plaats maken voor triangelstaarten, en hoe meer de typiese meandering verdwijnt voor een sporadiese spot of lijn hier en daar. Ook tussen de Grass en de Mozaiek zijn er een heleboel tus-senvormen te onderscheiden, waarbij bij de eerste de typiese Nike-teke-ning vervaagt, en bij de tweede de vlekken in de staart plaats maken voor stippen.

Tussen al deze mengvormen bevindt de Old-Fashioned zich zowat in het midden: hij heeft van alles wat, maar niét in geprononceerde maar in "sub-tiele" vorm en gradatie. Begrijpelijk dat hij door puristen niet als een echte stam wordt erkend dus. Deels kan me hierdoor ook de "schrik" begrijpen die bij guppy-kwekers bestaat, om de kenmerken van een stam te zien ver-glijden. En dat verklaart voor een deel ook de konservatieve reflex om zich aan de Standaards vast te klampen. Te ver doorgedreven en onoordeel-kundige tussenkruisingen, kan een stam kompleet verbasteren of zelfs la-ten verloren gaan.

Maar anderzijds geldt ook dat men een stam kan verarmen door zijn varia-ties danig te beperken. Men moet het midden proberen vinden tussen aan de ene kant de wijsheid en de expertise om bepaalde limieten te respecte-ren, en aan de andere kant de zin voor experiment en verwondering om NIET alles volgens een vooropgesteld plan te laten gebeuren. Het is met de guppy-kweek dus een beetje zoals met het leven zelf: men moet niet te star zijn in zijn opvattingen en een open mind kunnen bewaren. Maar men moet anderzijds ook niet als een komplete chaoot aan een guppenkweek beginnen, want voor men er erg in heeft, zit men over zijn kop opgescheept met guppen van objektief mindere kwaliteit. Niet elke variatie kan aan-spraak maken op het label van een stam, hoezeer men zijn "lieverdjes" ook subjektief met een zekere pedigree zou willen opwaarderen. Niet elke kei is een gem.

Nu nog een ander hekel onderwerp van de Vienna Emerald aansnijden: het EGI -het Emerald Green Iridescent. Dit is een iriserende groenblauwige zone op het caudaal eind. Men stelt het soms voor, dat de stam NAAR deze eigenschap is vernoemd. Dat is het vraagstuk van wat het eerst was: de kip of het ei. Maar in dit specifiek geval is dat EGI GEEN basiskenmerk van deze stam. Ten eerste omdat de stam al bestond en ANDERS werd gedefi-niëerd als de Wiener Smaragd, en men dus ook Weense Smaragd guppen kan aantreffen ZONDER EGI.

Ten tweede, omdat men dit EGI kan aantreffen zelfs bij de wilde guppen, of bij uitgezette populaties op plaatsen waar de guppen daarvoor niet voor-kwamen (zie foto's hierboven links). Ten derde omdat dit EGI ook voor-komt bij ANDERE "moderne" gupstammen zoals de Snakeskin om er maar één te vermelden. En last but not least omdat het caudal eind ook zo'n iriserende zone in een ANDERE kleur dan groen kan hebben: blauw, geel, oranje, paars, en zelfs zwart.

Door zijn grote variabiliteit is de Wiener Smaragd een "moeilijke" stam: het valt niet mee om een paar identieke mannetjes te kweken. Vaak zit de kweker met een prachtig exemplaar dat op alle wedstrijden hoog scoort, maar dat duurt slechts 1 gupleven, en dat is kort. Frekwent kan deze stam ook te lijden hebben van een mindere vruchtbaarheid, en is inkruisen met andere wijfjes noodzakelijk. De dubbelzwaarden hebben daaronder minder te lijden, zodat dit nog een argument temeer is om de Dubbelzwaarden voor de Wiener Smaragd te prefereren.

Gezien het groot aantal mogelijke kombinaties aan kleuren en tekeningen, zou men deze Wiener Smaragd of Vienna Emerald Dubbelzwaarden, beter jureren naar harmoniese kleurtekeningen en tekeningen over het gehele lichaam, in plaats van vooral naar de grootte van de zwaarden zoals dat nu het geval is. In de nieuwe generatie van de kweek van Vienna Emerald wordt bij dan ook bij boven- en onderzwaarden meer en meer het accent verschoven naar het accentueren van de Smaragd-patronen op het li-chaam, al blijft daarnaast de tendens bestaan om fletse types met superlan-ge zwaarden te kweken. Men kan niet alles hebben.

Men kan dus teoreties uit één stam ALLE andere stammen door adekwate kruising "terugvinden", of "terugkeren" naar de oerstammen waaruit alle "moderne" gupstammen voortkomen door regressie, op voorwaarde dat zijn basis genoeg genetiese diversiteit bevat. De genetiese oerknal waarbij vanuit de "wilde gup" door decennia kweek alle gupstammen zijn ont-staan, verwijdert zich echter meer en meer van deze oerstammen. Op een bepaald moment is men te ver van deze kern verwijderd, om het proces in omgekeerde zin te kunnen afleggen om tot de bron terug te keren. Van-daar niet alleen de om zoveel jaren de vernieuwde interesse in de wilde gup, maar ook de noodzaak om ermee terug te kruisen. Eenzijdig door-kruisen levert immers freaks op die slechts een fraktie van de genenrijk-dom bevatten die wilde guppen bezitten. Wilde guppen tonen die welis-waar niet (fenotype), maar ze bezitten een rijke genenpoel (genotype).

In tegenstelling tot de meeste guppyliefhebbers/kwekers, kweek ik louter twee stammen. En eveneens in tegenstelling tot de meeste kwekers, ben ik die kweek niet begonnen met keurkoppels die ik van andere kwekers heb gekocht/gekregen: ik heb mijn stammen opgebouwd vanuit scratch die ik zelf in aquariumwinkels uitzocht. Dit bevrijdde mij van de hand-en span-diensten die daarmee gepaard gaan, alsook van de "psychiese schuld" die daarvan weleens het gevolg is: dankbaarheid is mooi, maar het mag nooit zo ver gaan, dat men dan meent in naam van die dankbaarheid bijvoor-beeld dan ook de standaards van de guppyclub te moeten aanhangen.

Door deze onafhankelijke koers te varen, heb ik mezelf de mogelijkheid ge-geven om nieuwe inzichten over de genetika te vinden, die afwijken van de gangbare voorgestelde, maar die berusten op nauwkeurige studie van de gup zelf. Geen enkele observatie is derhalve "anekdoties", want kan de deur openen tot belangrijke inzichten. Want mijn fascinatie voor deze mooie en interessante vis, is even levendig gebleven, sinds ik hem als 10-jarige voor het eerst heb gezien in een aquarium in de wachtzaal van mijn tandarts.