Art 20
Onderzoek en studie van het Snakeskin-patroon bij de guppy
RUBRIEK: Guppy Kweek           Geplaatst op 20 november 2020

De eerste waarnemingen van deze filigraan-tekening gaan terug tot eind de jaren 50, waar men bij wildvang guppen het kant-patroon op de staart-vin aantrof (zie foto helemaal bovenaan links). Deze guppen noemde men dan ook terecht de lace-tails. Men kan deze zelfde kantstaartjes van toen terug zien opduiken in terug-kruisingen zoals bijvoorbeeld de Ginga, of bij kruisingen tussen Endlers en Guppies, zoals bij de Cobra-Endler. En men kan ze ook zien opduiken bij regressie door inteelt.

Pas in 1966 duikt een gupstam met deze tekening ook op het lichaam op in een tentoonstelling te Manchester. Die tussentijd van 16 jaar was nodig om uit een al bij de wildvorm bestaand meer chaoties patroon van streepjes, vlekjes en zigzaglijnen, de slangehuid-tekening te kweken. Zoals dat in zulke aangelegenheden nogal eens het geval is, probeerden verschillende kwekers en auteurs de eer daarvan op te eisen. Maar vaak ook geldt in zul-ke zaken, dat verschillende personen in verschillende landen (namelijk Duitsland, Engeland en de USA) gelijktijdig met hetzelfde kweekprojekt bezig waren. Hij werd uiteindelijk Snakeskin genoemd.

In mijn jeugd kon men in de aquariumwsinkels mooie effen triangels in verschillende of gemengde kleuren vinden, en dubbelzwaarden. De eerste nieuwigheid van die jaren, was deze Snakeskin. Ik was aan het kruisen met triangel-staarten in blauw en groen, maar over deze nieuwe stam met lichaams-tekening en de kleur paars in het achterlichaam, was ik entoe-siast, en ging er meteen mee aan de slag. Want de staartvinnen van de Sna-keskins veroonden bovendien allerlei tussenvormen tussen dubbelzwaar-den en triangels en waren dus voor verbetering vatbaar. Boven het harde zwarte vlammen-patroon in de staartvin, verkoos ik de fijnere en subtielere kant-tekening of filigraan(zie tekening hiernaast van één van mijn eerste kweekprodukten).

Voor deze nieuwe stam werden de namen Lace, Snakeskin, Cobra en King Cobra willekeurig door elkaar gebruikt. Te begrijpen, wanneer men de rijkdom van het patroon onder ogen neemt: de tekening op het lichaam kan variëren van een netwerk van kronkelige lijnen die kriskras door el-kaar lopen. Maar er kunnen ook allerhande figuren worden gevormd: strepen, kettingen, cirkels rond een vlek, tot en met heuse vierkantjes. De meeste van deze tekeningen zijn horizontaal georiënteerd, maar er kunnen in het achterlichaam ook vertikale strepen verschijnen die aan een zebra doen denken (alle verhoudingen in acht genomen) en daarom Zebrinus werden genoemd (zie hiernaast en hieronder).

Moet men die allen verschillende namen beginnen te geven? Ik dacht het niet, want het besef moet domineren dat al die verschillende tekeningen uit dezelfde bron komen: het Snakeskin-patroon. Maar men kan wel een verband opmerken tussen de dikte van de tekening, en wat daar dan voor de rest mee samengaat. Hoe grover en dikker de "kronkels" (zie de eerste 2 voorbeelden hiernaast), hoe meer vlekken (spots) ook op het lichaam voorkomen, en hoe meer de staartvin-tekening naar mozaiek ipv naar Lace zal neigen.

En hoe fijner het netwerk wordt, hoe fijner ook de verdeling op de staart-vin zal zijn. Men zou daarbij kunnen stellen dat er Snakeskins zijn met een grovere "Mozaiek"-tekening, en Snakeskins met een fijnere "Grass"-teke-ning. Bekijkt men het patroon van deze laatsten in detail, dan kan men zien dat het kantwerk bij moderne Snakeskins meer en meer verdicht is tot een zeer dicht "weefwerk" van verschillende "kleurdraden" (zie foto onder-aan links).

Dit alles tesamen toont uiteindelijk aan hoe moeilijk het was om dit volko-men nieuw type te kweken, en waarom het zoveel tijd en geduld heeft ge-kost. De Snakeskin-gup reken ik tot één van de paar ECHTE en werkelijke renoverende types die in de loop der decennia door kwekers alover de hele wereld zijn geteeld. Want het merendeel der zogenaamde "moderne types" teren gewoon voort op het onderling permuteren van genenstukken tussen bestaande types, of het tot in de verste hoekjes gaan zoeken naar de meest recessieve kenmerken.
Maar de lijst van gupstammen waarvoor de Snakeskin is gebruikt gewor-den is indrukwekkend lang: Ginga, Tiger (met Tuxedo), Dragon (met Tu-xedo), Micariff, Galaxy, Nebula Steel, Crumble, Leopard, MetalHead, ...... Door de enorme voorraad aan mogelijkheden dat het Snakeskin-patroon biedt, kan men er een schier oneindig aanta nieuwe kombinaties uit voort-kweken, door het accent op andere vormen of andere kleuren te leggen. Ook al kwam de Snakeskin aanvankelijk vooral voor in de kleuren, wit, paars en geelgroen, tegenwoordig kan men Snakeskins in alle kleuren van de regenboog vinden.

Daarom verdient het aanbeveling, om zich te verdiepen HOE dit Snakeskin -patroon precies "gemaakt" wordt. Zoals ik al verschillende keren in mijn artikels over de genetika van de gup heb vermeld, worden patronen door de genen bepaald per lokatie, en in twee richtingen: horizontaal en ver-tikaal. Een zwarte vlek of spot kan dus steeds in de 4 richtingen "getrok-ken" worden. Ik heb hiervoor hierboven dit op tekeningen weer gegeven, om dit visueel proberen duidelijk te maken. Horizontaal wordt een vlek tot een lijn getrokken. Naargelang de "haperingen" of openingen die daarin optreden, krijgt men andere figuren: kronkels, golven, punten, kettingen, lussen, .....Vergelijk dit met het schrijven. Vertikaal wordt de vlek tot de zebra-strepen of bars getrokken.

De zwarte spots zijn ook het resultaat van zulk een "schrijf-programma": een spiraal. Vandaar dat men in het begin van het opkweken van de Snake-skin-stam exemplaren met Bird-Eyes op hun lichaam zocht; niet zelden is zo'n vlek omringd met concentriese lijnen als gevolg van deze spiraalvor-ming. Bij regressie -de teruggang van een gekweekte stam naar de wild-vorm- , of bij terugkruising op wildvorm (zoals Endler), ziet men als bij to-verslag deze zelfde figuren opnieuw verschijnen (zie foto).

Ik geef ootmoedig toe dat ik destijds een fout hebt gemaakt, in verband met de benaming King Cobra. Een fout die mij duidelijk werd toen ik de (bitsige) diskussie tussen Storozew en Shaddock doornam, en daarin te-rugvond dat de King Cobra een Snakeskin-type van het eerste uur was, met twee Cobra-ogen op zijn zijde. En inderdaad, nemen we er de foto van een Brilslang of Naja bij, dan wordt het duidelijk dat wanneer 2 zulke Bird-eye-spots naast elkaar komen te liggen, men een figuur analoog aan de "bril" van de Cobra krijgt. Maar het is uitermate moeilijk dat als een vast stam-kenmerk te behouden, omdat de kans op optreden ervan vergroot naarmate het Snakeskin-patroon wordt opengetrokken naar een grovere tekening. Het is dus geen toeval dat die destijds in de beginperiode bij de kreatie van Snakeskin opdook, of op het einde, wanneer de stam er door regressie op achteruit begint te gaan. Wordt het Snakeskin-patroon weer verfijnder "geschreven", dan komen ipv grote spots, meer kleine vlekken (zie foto links); en bij verdere verfijning het ingewikkeld netwerk van een slangehuid.

Maar strikt gezien is de naam King Cobra niet korrekt, tenzij voor DIT specifiek patroon. De King Cobra is weliswaar een slang, maar kan niet "als deel voor het geheel" gebruikt worden.: niet elke slang is een naja. Om dus chaos in naamgevingen in de toekomst te vermijden, verdient het derhal-ve aanbeveling de term Snakeskin als algemene benaming te gebruiken. Zodat men tot het hieronder afgebeelde plaatje over het Snakeskin-sub-types kan komen.

Bij het zoeken naar nieuwe figuren, moet men er natuurlijk voor opletten, om het totale patroon niet te laten desintegreren. Ik heb opgemerkt dat men in Japan heel ver durft gaan, in het kruisen van allerhande stammen. Zo kunnen inderdaad nieuwe patronen ontdekt worden, maar in even zo-veel gevallen bedreigt men hierdoor de integriteit van de stam. Het is dus een dubbeltje op zijn kant. Ik kom hier verder nog eens op terug, maar on-dertussen toch even dit: eens een patroon begint opgebroken te worden, wordt het moeilijk om het te behouden. "Afbreken" -of beter: opgelost wor-den- gaat gemakkelijker dan opbouwen.

Maar laat mij eerst de positieve kant belichten: de nieuwe patronen welke op die manier zijn ontstaan. Het begint met een midden-streep die het achterlichaam in twee horizontale segmenten verdeelt. Dat is iets wat vrij regelmatig opduikt. Hierdoor ontstaat zowel boven als onder die lijn een stuwing naar boven resp. naar onderen toe, waarbij telkens vierkantige motieven worden gevormd. Wordt op dit motief verder door gekweekt dan krijgt men wat ik het Acanthus-motief heb genoemd, omdat het mij doet denken aan de versieringen op oude Ioniese zuilen, die geïnspireerd waren door de acanthus-plant.

Kruisingen met Galaxy leveren regelmatig dit nieuw patroon op. Het heeft zijn specifieke charme, vooral bij guppen die tegelijk een verscheidenheid aan kleuren bezitten -de zogenaamde Multi's- : dit motief maakt een mooi kontrast tussen het donkere van het lijnenspel en de oplichtende kleuren van de omgrensde "eilandjes". De tekening zelf oogt soberder, overzichte-lijker en minder druk dan bijvoorbeeld heel wat moderne Lace, die als het ware over-print zijn. Een beschreven blad moet een balans tussen schrift en open ruimte bevatten om mooi te zijn. Bladeren die tot in de hoeken zijn volgeschreven, worden als "te" ervaren: overdaad schaadt.

Wordt dan nog eens het middenstuk van het achterlichaam vrij gemaakt van tekeningen, dan krijgt men een motief dat- om bij slangen te blijven- aan de tekening van een Python doen denken (zie figuur hiernaast), nu we toch in een slangeverhaal zitten. Daarvoor moeten we naar kruisingen met Nebula Steel op zoek gaan (zie foto daaronder).

Hoe fijner het Snakeskin-patroon wordt, hoe drukker de tekening wordt. Sommige Lace lijken daarbij wel uit duizenden kleurrijke puntjes te be-staan, als gold het een schilderij met pointillisme. Hoe dikker de lijnen, hoe duidelijker het motief wordt. Vergelijk de foto van de Red Lace van hiernaast bijvoorbeeld met de eenvoudige tekening van de Snakeskin daar-boven: het lijkt wel of een "darm" helemaal in zijn lichaam is opgerold. De paarsrode Nebula Steel weer daarboven, lijkt dan weer meer op een ab-strakt schilderij. Het is dus de vraag naar welk soort schilderstijl zijn per-soonlijke voorkeur uitgaat.

Eén stijl is alvast uit den boze: het minimalisme. Als allerlaatste in de lin-kerkolom, staat een Snakeskin waarvan de tekening nagenoeg kompleet verdwenen is. Als dat gebeurd is, is het te laat "om de klok terug te draai-en". Het verlies van een bepaald patroon met de daarbij horende genen die daarvoor instaan, is een onomkeerbaar proces. Vandaar de behoefte bij guppykwekers om om de zoveel tijd eens terug te kruisen op wildvang, om de genenpoel weer aan te vullen. Of van bepaalde stammen met elkaar uit te wisselen, als "shortcuts" om niet het hele trajekt van nul af aan te moe-ten herbeginnen.

Ik wou dit artikel afsluiten met de foto van een Snakeskin die ikzelf heel mooi vind. Ik dacht dat dit wel het gemakkelijkste deel van heel het artikel zou worden, maar ik heb me er lelijk in vergist. Er zijn immers zoveel foto's van fotogenieke Snakeskins, de één al mooier dan de ander. Dat het uitein-delijk een geelgroene Snakeskin geworden is, komt een beetje als eerbe-toon aan de grondvorm, waaraan we al die variaties te danken hebben.