Art. 27
 Lievevrouwebedstro-Woodruff

Een plant die werkelijk "van bij ons" (= België, Frankrijk, Duitsland, Enge-land) is, omdat ze bij de "Ouden" (=Grieks-Romeinse tijdperk en kultuur) totaal NIET vermeld wordt, en er ook in de Middeleeuwen weinig aandacht aan dit plantje wordt gegeven. Nochtans is het een typiese bosplant, zoals zijn Engelse naam Woodruff(=bosroffel) verduidelijkt. De Nederlandse naam heeft betrekking op het gebruik van het kruid als strooikruid voor de vloeren, vooral in de slaapkamer, voor het vullen van matrassen en hoofdkus-sens, en in zakjes in de linnenkast tegen motten. Gedroogd ruikt bedstro naar vers gemaaid hooi. Dit dankt het aan de stof cumarine die een zoeteri-ge, aangename geur produceert met kalmerende en slaapverwekkende wer-king. Die stof vindt men ook terug in Honingklaver, en net zo kan men er een kopje thee van drinken voor het slapengaan. Het hoog cumarine-gehalte in Lievevrouwebedstro verwittigt ervoor het kruid in kleine hoeveelheden te ge-bruiken en over een niet al te lange periode. Een teveel van dit kruid kan zwa-re hoofdpijn veroorzaken; en voor zwangere vrouwen is het af te raden.

Jaap Huibers heeft Lievevrouwebedstro goed aangevoeld, wanneer hij in zijn Ankertjes schrijft dat er aan het kruid twee aspekten op te merken vallen. Aan de ene kant heeft het plantje iets taais en robuust: de bladeren voelen trou-wens enigsins ruw aan. De plant behoort bij de familie der Ruwbladigen en zijn wetenschappelijke naam die het nadien heeft gekregen refereert daar-naar: het Latijnse asper-asperulus betekent ruw. Aan de andere kant bezit het kruid ook iets teers, kwetsbaar, fragiel: het is een klein, fijn plantje met kleine, delikate en welruikende bloempjes. Het Latijnse odorata in het tweede deel van zijn soortnaam refereert daarnaar. Samen vertegenwoordigen ze de twee aspekten van het Stier-wezen: de plompe, stevige en soliede Aarde-aard, en de sierlijke, zachte en vrouwelijke Venus-aard.

Het gebruik van Lievevrouwebedstro om meiwijn te maken geeft trouwens weg dat het bloeit in mei, in de Stier-periode. Hierbij moet men enige vers geplukte en bloeiende plantjes gedurende een dag laten trekken in witte wijn in de koelte, en dan serveren met wat schuimwijn bij.
De achtergrond van dit Lievevrouwebedstro-verhaal, is het bucolies leven, met zijn weldaden en geneugten, die vooral in de kleine en alledaagse dingen liggen. De sfeer van brood in de oven, de soep in de ketel, en iedere gast die het huis binnenkomt mag aan de tafel meezitten. Het "goede leven" van goe-de wil van en voor iedereen, veel blijdschap, en met een soort basisvertrou-wen in het leven. In modernere terminologie: de Hobbit-instelling.

Als ANALOOG KRUID past Lievevrouwebedstro dus bij het mens-type dat liever focust op de positieve en aangename kanten van het bestaan. Deze positieve levensinstelling maakt heel wat problemen overbodig en doet heel wat konflikten vermijden, maar doet anderzijds ook de tendens ontstaan van verdringing wanneer men gekonfronteerd wordt met zware tegenslagen die men NIET (meer) kan weglachen of negeren. Een failissement, het verlies van een dierbare, een zware ziekte, een erg ongeval, een bedrog, ..... zijn op-doffers die tijd vragen om te verwerken. Men wil voortdoen zoals men dat ge-woon is, maar dat lukt niet meer. Het gestel kraakt en knarst; men voelt zich moe, futloos, moedeloos, kan het niet meer opbrengen, en kan niet eens meer slapen. Het leven is zijn glans en pracht kwijt, en men voelt zich ongelukkig.
Men krijgt af te rekenen met een lijst aan lichaamsklachten, zonder dat er sprake is van één, duidelijke reden; het is een samengaan van verschillende symptomen. Men verteert slecht; lever en gal werken niet naar behoren en veroorzaken een opgeblazen gevoel in de buik, dat ook naar boven drukt en een beklemd gevoel in de borst met hartkloppingen geeft. De algemene stof-wisseling is te traag, waardoor zuren en afvalstoffen blijven "hangen", men heeft last van krampen, en men voelt zich "uitgeleefd". Men kan de omstandig -heden niet aan, en "ziet het niet meer zitten". DAN is het tijd voor een kuur van Lievevrouwebedstro.

Of men Lievevrouwebedstro daarvoor kan/moet gebruiken als een hartver-sterkend middel of als een leverkruid, is weer een andere kwestie; daar be-staan betere kruiden voor. Maar men kan het wel toedienen als een soort op-pepper voor het algemene metabolisme bij mensen bij wie dat vertraagd of verzwakt is. Vroeger gaf men het aan tuberculose-patiënten. Het is ook geen echt urine- of zweetdrijvend kruid door de nieren te stimuleren. Maar het aktiveert wel de algemene stofwisseling. Dit dankt het aan de tweede werk-zame energie in haar: Mercurius (Maagd). Het werkt op "alles" in, over een breed veld. Maar het is GEEN wondermiddel.

Als COMPLEMENTAIR KRUID past het Lievevrouwebedstro bij de pessimist die altijd problemen en ongeluk verwacht, en de hypochonder die altijd van mislukking en tegenstand vertrekt. Dat zijn extremen: de mees-ten krijgen zulke buien slechts cyclies 1 of twee keer per jaar, als bvb lente-moeheid. Lievevrouwebedstro is een goed kruid voor de voorjaarsreini-ging, om die neerslachtige buien weg te spoelen. Hierop berust het oude ge-bruik als "heksenkruid": om kwalijke sferen en invloeden weg te houden. Als plant die in schaduwrijke bossen leeft, weet ze hoe men van de schaduw van het bestaan kan helen. In het algemeen kan het lichamelijk dienstig zijn voor hen die last hebben van verstoppingen (lever, gal, darm, milt): zoals het plantje overal door het bos kruipt, zo heft het ook blokkades op door weer in beweging te brengen.