Art 4
De geneeskracht van Knoflook
RUBRIEK: Kruiden    Geplaatst op 20 november 2007

Dit klein krantenberichtje bevat alle kenmerken en vooroordelen waarmee men doorgaans de kruidengeneeskunde pleegt te benaderen. Vooreerst spreekt er de arrogantie van de "wetenschap" uit: de geneeskracht van look is al meer dan 6000 jaar bekend, maar NU is eventjes opgehelderd "hoe dat in elkaar zit". Men doet daarbij alsof men het warm water heeft uitgevonden, en "vergeet" in overweging te nemen dat men al meer dan 6000 jaar ANDERE, maar heel adekwate verklaringen voor de specifieke geneeskracht van look kent. Men stelt het voor, alsof men vroeger zogezegd niets wist, en NU eindelijk "het licht heeft gezien".

Iets chemies "ontrafelen", en iets wezenlijks verklaren, zijn bovendien twee verschillende dingen: de meeste chemiese analyses van kruiden maken eigenlijk....helemaal NIETS duidelijk! Nu(!) en dan, vind men wel een bepaalde chemiese komponent-zoals hier zwavel-waterstof-, maar daarmee is helemaal niets uitgelegd. Om de goede reden dat er nog heel wat kruiden zijn die deze ZELFDE chemiese stof bevatten, en helemaal niet dezelfde werking als look hebben. Het bevestigt bijgevolg de rationele reflex om naar een materiële verklaring op zoek te gaan: een stof!

Kan de geneeskrachtige werking van een kruid gelijkgesteld worden met, en gereduceerd worden tot, het bevatten van een bepaald (scheikundig) bestanddeel? Het antwoord ligt besloten in de vraag: een bestand-deel is slechts een deel of een onderdeel van de TOTALITEIT van de levende plant. Wat look zijn specifieke identiteit en geneeskracht schenkt, is niet één bestanddeel, maar het geheel van alle bestanddelen waaruit look is samen-gesteld. Daaruit één stof halen is arbitrair, en het specifieke karakter van look eigenlijk ontkennen.

Maar de hoera-stemming van in het begin van het artikel -de wetenschap heeft andermaal haar meerwaarde bewezen: alweer iets "verklaard"(sic)- , slaat algauw om, wanneer men beseft dat deze "ontdekking" weleens gevolgen zou kunnen hebben als bewijs van de geldigheid van de kruidengeneeskunde.

Zich van dit "gevaar" bewust, neemt men dan plots een bocht naar een bekend stramien: dat van het fundamenteel in twijfel trekken. Diezelfde wetenschappers die zonet werden bejubeld tot eer en glorie van de wetenschap, worden ineens "verdachte sujets" wanneer zij aan hun ontdekking konklusies vastknopen. Op slag "spreken zij niet langer in naam van de wetenschap" , maar in naam van zichzelf, en worden zij bedacht met de verdachtmakingen waarop iedere "pseudo-wetenschapper" wordt getrakteerd:" Volgens de ....... ".

Ineens zijn het niet-gefundeerde "beweringen" geworden in plaats van "wetenschappelijke feiten". Met zulke mentale spelletjes wordt dus in één kort artikel, de geneeswerking van één kruid tegelijk bericht, en de geneeskracht van kruiden in het algemeen tegelijk groten-deels ontkend. Want: er wordt zoveel beweerd in "die sector" mijnheer; wie intelligent is weet wat hij daarvan moet denken!