Art 13
Hoe de genetika te gebruiken om mooie guppies te kweken (4)
RUBRIEK: Guppy Kweek Geplaatst op 15 juli 2020
Eén van de recente publicaties over guppy genetica dateert van 2009 door de Russen W. Storozew en S. Apriatin. Ook zij maken een initiëel onder-scheid in 4 verschillende primaire kleuren : de aanwezigheid of afwezi-gheid van zwart pigment of melanine (M en m); de aan- of afwezigheid van blauwe kleurstof of guanine (G en g); de aan-of afwezigheid van rode kleurstof of carotenoide (E en e); de aan-of aanwezigheid van gele kleur-stof of luteïne (X en x). Deels om al die informatie over de gup te bundelen en te concentreren in een overzichtelijke tabel (zie hierboven met voor-beelden). Deels om al die verschillende kruisingen tussen guppy stammen, wat duidelijker te kunnen plaatsen binnen de gekende wetten van erfelijk-heid van Mendel. Tot hier kan ik volgen, maar bij devolgende stap - het anders onderbrengen tot zelfs herbenoemen van oude termen- moet ik helaas al afhaken: dit komt te "geforceerd" over om een realiteit te doen konformeren aan een nieuwe teorie. Goed bedacht en een goede poging, maar ik ben niet bereid om oude, ingeburgerde termen opnieuw te gaan definiëren en benoemen voor de noodwendigheid van deze teorie, noch om de hiaten ervan over het hoofd te zien. Alvast één grote diskrepantie: albino ontbreekt in het rijtje, en ontbreekt dus in de denkpiste "zonder melanine". Ook de ambitie om slechts met 4 allelenparen het volledige guppy-verhaal menen te kunnen vertellen, getuigt van een misplaatste ambitie om met een vrij rudimentair plan een komplexe realiteit proberen te kapteren. Noteer trouwens dat men eigenlijk onderscheid maakt in 5 en geen 4 kleurcellen: zwarte (me-lanoforen), gele (xanthoforen), reflekterende (iridoforen), rode (erythrofo-ren) en witte (leucoforen). Ik ben hier verplicht om terug te komen op de essentie van deklagen en pigmenten. Deels horen die samen, vandaar de "traditionele", aanvanke-lijke visie, dat bepaalde pigmentcellen in bepaalde huidlagen liggen, en afhankelijk van de soort pigmentcellen die daar liggen, de kleur zouden bepalen. (zie figuur hieronder) De eerste laag is steeds een beschermlaag tegen alle mogelijke aanslagen van en ongelukken in de "buitenwereld"; maar hij moet daarnaast nog een zekere doorlaatbaarheid en doorzichtigheid hebben. De normale si-tuatie is die van de wildkleur, maar men heeft daarnaast ook andere varia-ties, die iets met de "schubben" doen (zoals bronze), of iets met de (on)-doorzichtigheid doen (zoals stoerzbach). De tweede laag fungeert meer als filter, waarin rode en gele kleuren worden gekapteert door de rode en gele kleurcellen erin. Doorheen de derde laag wordt het licht verder opge-vangen, maar eigen aan de iridoforen die zich daar bevinden, meer als een reflektie. De witte en blauwe (in het Grieks bestaat er geen naam voor "blauw, en "guano" doet mij teveel aan mest denken, dus heb ik de blauwe kleurcellen maar een Latijnse naam voor blauw gegeven) kleurcellen wer-ken een beetje als "spiegeltjes", waardoor deze laag als een soort weer-schijn kleurt. Als een glans bij de wildkleur, maar soms ook meer specifiek als metallic, blond, goud of platinum. En de vierde en laatste laag tenslotte is een absorberende laag, waardoor de kleuren worden opgenomen en worden gefixeerd tegen een zwarte achtergrond, verzorgd door de zwarte kleurcellen. Heeft een vis deze melanine niet, zoals dit het geval is bij een albino, dan glijden die kleuren weer weg en zien ze eruit als een vage waas. Bij lutino is dat een ietsje-pietsje minder omdat er een beetje melanine is. Een interessante vraag hierbij -die je je misschien ook zal afgevraagd heb-ben- is deze: komt albino voor bij de half black? Ja en neen. Euh? Neen, omdat bij afwezigheid van melanine, de vis alleen een grijzig zweempje zal vertonen. En ja, omdat de signatuur van de tuxedo (tot en met een kleur-laag bovenaan)"zichtbaar" blijft, ook al is de vis wit gekleurd (zie voorbeeld hiernaast), of rood, ...... Daarom worden halfblack albino's vaak gebruikt in de kweek van monochrone guppen. Het wijst erop dat patronen als een soort tattoo's DOOR alle lagen heen worden "gegraveerd". Goed, dat zijn de wetenschappelijke feiten. Nu is het tijd om die weer te "vergeten". Waarom? Omdat teveel aandacht op die kleurcellen vestigen kontraproduktief is voor een algemeen begrip. Deze kleurcellen "maken" deze kleuren immers niet, maar voeren uit wat de genen-script -de DNA-code- voorschrijft. Voor het leggen van een rechtstreeks verband en be-grip, is het dus beter de genen die verantwoordelijk zijn voor hoeveel blau-we kleurcellen er zullen aangemaakt worden, gewoon ook de naam "blauw" te geven. En idem dito voor de andere kleuren. En een meer prozaïese voorstelling van de verschillende deklagen te ge-bruiken, als kledingslagen die ook wij gebruiken: een jas; een pul of een hemd;een t-shirt of een kleed; en tenslotte ondergoed. Guppen zoals een halfblack of een stoerzbach zien eruit alsof ze een dikke jas aanhebben, eventueel met sjaal (streep), muts (koi) of handschoenen (dumbo). Blonde guppen zien er dan weer uit alsof ze een paar lagen textiel uitgedaan heb-ben en er 's zomers uitzien. En albino's zijn als het ware helemaal gestript, en zwemmen in hun ondergoed rond. Hiernaast links een paar voorbeel-den om deze beeldspraak te illustreren. Last but not least, moet ik opmerken dat die 4 allelenparen -zoals ik dit reeds in het begin van deze pagina heb opgemerkt, eigenlijk veel te weinig is tov het ECHTE aantal betrokken genenparen. Om een geneties pas-poort van een gup te kunnen opstellen, mits alle kleuren en patronen, zijn op zijn minst 42 allelenparen werkzaam, en met de "uitzonderlijke" dek-laag-varianten zit men alras over de 50. Dit onmetelijk aantal kombinaties uitzetten op een 50-veelhoek, komt al dicht bij de figuur van een bol te lig-gen. Maakt men daarvan een doorsnede, dan krijgt men een cirkel waarop alle kleuren en patronen in elkaar verlopen. Hiermee kan men beter het concept van mijn favoriete tekening begrijpen, die hiernaast linksboven in het klein staat afgebeeld, en op pagina 2 in een groter formaat terug te vinden is. Terug tot de kern van de zaak: ik heb hierboven het aantal kombinaties uitgewerkt met 3 kleuren voor 4 allelenparen. Dit aantal kombinaties is nog overzienbaar, en kan gerangschikt worden op de (ruimtelijke) figuur van een tetraëder: een viervlak bestaande uit 4 driehoeken. In iedere driehoek staan de kombinaties tussen twee kleuren, met in de hoekpunten de homozygotiese eenkleurige vissen, en in de middelpunten de tweekleu-rige vissen. Helemaal korrekt getekend is de figuur niet, want de driehoe-ken moeten gelijkzijdig zijn, en de "uitgevouwen" tetraëder zou opnieuw een driehoek moeten zijn, maar deze figuur zou hier teveel plaats innemen. Hieronder: het aantal kombinaties voor dit maal vier kleuren voor 4 alle-lenparen. Het aantal mogelijke kombinaties is hierbij exponentiëel toege-nomen. Ik heb geprobeerd deze aanvankelijk ook in een figuur onder te brengen, maar dit was onbegonnen werk: in dat puzzelwerk slaat men er alvast een paar over, of noteert men er een paar dubbel. Vandaar dat ik het dan uiteindelijk vanuit het "standpunt" van één kleur systematies heb ge-daan. Hetzelfde kan men voor de 3 overige kleuren doen, maar men kan licht begrijpen dat deze overdaad geen duidelijk beeld zou opleveren. Als je daartoe ooit de bevlieging zou hebben, kun je dat zelf eens uitvlooi-en, maar belangrijker is de figuur met de samenvatting van al dat gecijfer. Hier kan men het aantal kombinaties volgens de (ruimtelijke) van een kubus rangschikken. Met op 4 vlakken de heterozygote types in één hoofdkleur -groen, rood, geel of blauw- ; op 1 vlak de tweekleurige vissen; en op het laatste vlak de drie-en vierkleurige vissen. De procenten tov de totaalcijfers heb ik erbij gezet. Noteer hierbij dat slechts 2% van het aantal nakomelingen een "interes-sante" kombinatie zal hebben. Dit moeten we nog eens halveren omdat 50% daarvan wijfjes zullen zijn bij wie men dat veel moeilijker zal kunnen detekteren, zodat er dus uiteindelijk slechts 1% overblijft. En weer 1% van dat 1% of 1/1000 zal mogelijks iets nieuws introduceren. Dat komt al veel dichter in de buurt van wat men kan verwachten wanneer men een guppy-kweek opzet. Vandaar dat de kans op een mogelijke mutatie en innovatie veel groter is in professionele kwekerijen, waar mern met duizendtallen in plaats van met tientallen werkt. Dit allemaal gezegd zijnde: dit kan helpen om het verwachtingspatroon wat (realistieser) bij te stellen. Begin geen guppykweek vanuit de doelstelling alras nieuwe guppystammen te kweken, dan dan loop je regelrecht op een ontgoocheling. Heel frekwent ziet men de trotse eigenaar van wat hij denkt "speciale" guppen te zijn, op de sociale netwerken -en er zijn op Facebook een HOOP van dergelijke guppyclubs- vragen: "Welke stam is dit?" Even zoveel keren krijgt hij dan een antwoord van een al bestaande en benoem-de stam. Of om de illusie kompleet te doorprikken: krijgt hij te horen dat hij met "bastaards" zit, of met vissen die imperfekt zijn en geen cent waard zijn. Wat mij betreft: geen probleem. Men moet guppies kweken die men mooi vindt, en omdat men die mooi vindt. De fanaten van guppyclubs blijken nogal eens betweterige en vervelende types te zijn, die zweren bij de 10 ge-boden van hun standaards, en met wie er moeilijk te praten valt wanneer men die niet meteen accepteert. En zelf heb ik ook niet die behoefte om met "mijn" guppen aan wedstrijden deel te nemen, en "prijzen" te gaan winnen. Ik heb heel andere motiveringen. En het is helemaal niet verkeerd om zelf daarmee andere motiveringen te hebben dan geldgewin, of eer en glorie als een befaamd kweker na te streven. Ik herinner mij hoe ik als kind urenlang naar een aquarium kon blijven turen naar guppen, zwaarddragers of pla-ty's. In die mate, dat men zich afvroeg of ik wel "normaal" was en niet au-tisties was of zo: welk kind blijft nu roerloos voor zo'n bak zitten in plaats van buiten te spelen? Tot men merkte dat ik ook urenlang naar de vissen in een beek kon kijken. Als jonge volwassene, was mijn kamer vol aquariums een sanctuary waar-in ik me veilig kon terugtrekken wanneer het leven in de troebele buiten-wereld mij te lastig werd, en waarin ik opnieuw tot rust kon komen door al de rest te "vergeten": alleen het hier en nu bestond, wat zich aan het oog als kleurspektakel voltrok. De zen van het guppy houden als het ware. En als ouderling vraagt het mijn voortdurende belangstelling om er de na-tuur en haar geheimen, de wezenlijke aard der dingen en hun samenhang in te zoeken en te ontdekken. Dat is wat mij boeit. Dit is wat mij begeestert. Daarvoor doe ik het. En jij? |