Art 12
Hoe de genetika te gebruiken om mooie guppies te kweken (3)
RUBRIEK: Guppy Kweek Geplaatst op 8 juli 2020
Laat ons nu alles wat we gezien hebben, transponeren naar een meer prak-tiese manier van toepassing. Laat ons hierbij de genen niet meer voorstel-len door symbolen, maar door aanschouwelijke bolletjes: een rood bolletje voor een gen voor rode kleur bijvoorbeeld; en een bolletje met een zwart centrum in voor vlekken ipv Vl of Sp (spots). Dit werkt immers direkt vi-sueel. We hebben gezien dat genen een kwalitatieve inhoud hebben, die betrekking heeft op het specifiek kenmerk dat ze geneties bepalen. Maar ook dat ze een kwantitatief aspekt hebben: hoe meer genen een individu heeft voor een bepaald kenmerk, hoe accumulatief sterker dit zal bena-drukt worden. Drie genen voor Rood geeft meer rood dan slechts één. En met de lokaties, komt er nog een derde aspekt bij: het kenmerk wordt progressief ingevuld voor de voorkeurslokaties van dit kenmerk. Op hier-bovenstaand voorbeeld kan men zien dat bij de aanwezigheid van slechts één gen, zowel de kleur rood als de vlekken worden "gezet" op de primaire voorkeursplaatsen (die voor rood en vlekken verschillend zijn van elkaar). En met een vermeerdering van genen, breidt de eigenschap zich verder uit over de secundaire voorkeursplaatsen, daarna de tertiaire, enzovoort. En DIT gradueel proces, kan men herkennen in de kombinaties ervan die door levende guppen worden getoond (zie tekeningen van de guppen die ik des-tijds heb gehad in de tabel links). Wat dit geeft in de praktijk voor 8 mogelijke alelen voor 2 kleuren, heb ik in de tekening hierboven uitgewerkt. Dit geeft in totaal 15 mogelijke kom-binaties met een verschillende bezetting van blauw en rood van nul tot 4. Voor de gein heb ik er één dubbel getekend; bij wijze van quiz kun je die kombinatie eruit proberen halen. Nu, dat is een voorbeeld dat slechts twee kleuren betreft; je zult misschien opgemerkt hebben, dat voor de meeste kombinaties de totale 8 genenplaatsen niet bezet zijn. Dit gebeurt dan bij-voorbeeld door de tussenkomst van een derde kleur -mogelijks groen- . Maar vermits er nog heel wat meer kleuren betrokken zijn in het pallet van de gup, beslaan deze kleur-lokaties op zijn minst 13 allelen-paren. Vandaar dat men kan begrijpen dat heel veel guppykwekers gaan voor dominante patronen waarvan de variabiliteit stukken kleiner is, en het aantal kombinaties beperkt. Een andere manier bestaat eruit van mono-chrone vissen te kweken: guppen in één kleur (rode gup, blauwe gup, zwar-te gup, groene gup, witte gup, .....). Vaak resulteert dit in vissen die als het ware druipen van "kleurstoffen", zoals een muur waarop men een te dikke laag verf heeft geschilderd. En moge die misschien een médaille verdienen voor geduld en doorzettingsvermogen, zulke eenkleurige guppen doen al-tijd de kleurenrijkdom van de soort geweld aan. Nog andere kwekers lossen dit omgekeerd op: door recessieve stammen te kweken waarbij ten minste één laag van de verschillende deklagen gestript is. Elemineer het zwart van de melanine door met blonde of albino guppen te kweken, en je krijgt een egale achtergrond waartegen met name rode en gele kleuren heel mooi uitkomen. Vergelijk bijvoorbeeld een blonde ginga rubra, met een gewone grijze, en je zult het effekt daarvan merkbaar kun-nen waarnemen. Men krijgt daarbij ook een soort "diepte-effekt".De onvol-komendheden in het kleurpatroon, zullen dan weer bij een albino zo sterk afgezwakt worden, dat ze tot een onopvallende tint of zweem gereduceerd worden. Deze stuk voor stuk recessieve homozygoten hebben evenwel ook een pro-bleemkant. Dit is trouwens het belangrijkste probleem binnen de guppy-kweek: de drang om een stam zoveel mogelijk raszuiver of homozygoot te krijgen in één kleur of eigenschap, beperkt geweldig het genenpotentiëel. In het wild treedt juist het OMGEKEERDE effekt op: door menging of hybridisatie wordt homozygotisme juist verhinderd. Dit houdt het gene-ties potentiëel op peil, en de populatie gezond. Omdat zoals ik al vermeld, genen samenwerken en homozygotisme kan samengaan met het parallel concentreren van "schadelijke" genen in deze inteelt, of met het verlies van essentiële eigenschappen (vitaliteit, snelheid, weerstandsvermogen, afweer parasieten en ziekten, .....). Raszuivere dieren zijn altijd kwetsbaarder en zwakker dan "bastaarden". Daarom zullen in de kweeklijnen steeds "nieuw bloed" moeten binnen gebracht worden, om deze achteruitgang van de vi-taliteit tegen te gaan. Maar dit zal dan weer een zekere teruggang in het kweekdoel voor gevolg hebben. Wat er kan gebeuren, wanneer men twee stammen met elkaar kruist, ge-ven de bovenstaande en onderstaande figuren een voorbeeld van. Hierboven betreft een kruising tussen een mannetje blauwe triangel, met een wijfje van een blauwrode kweeklijn. Het resulteert in een hele reeks van elkaar verschillende hybriden, die zowel eigenschappen van de ene, als van de andere stam vertonen. In tegenstelling tot de F1 van een ouder-paar dat slechts in 1 allelenpaar verschilt, krijgen we in deze realiteit hier immers een hybridisatie die over verschillende (minimum 13) allelen-pa-ren verloopt. Vermits ook het wijfje geen echt symmetries uitgegroeide staartvin had, krijgen we hier bovendien zowel mannetjes als wijfjes in de F1 met verschillende gradaties van de triangel. Dit is zeker het geval in de onderstaande kruising tussen een blauwgroene lierstaart en een blauwrood triangel wijfje. Alhoewel dit wijfje hier wel een mooi en regelmatig uitgegroeide staartvin heeft, vertonen de nakomelin-gen hier toch ook allerlei intermediaire staartvormen tussen onvolledige dubbelzwaarden, triangels met een inkeping in het midden, tot en met onderzwaarden. Dit proces noemt men regressie, en is iets wat men tel-kens weer ziet optreden bij prachtguppen die terug in het wild worden los gelaten: een regressie of terugval naar de wildvorm. Ook de wijfjes zullen verlies van stukken kleuren uit hun staartvin vertonen. Voor guppyclubs waar de perfektie van de staartvormen de heilige graal van jurering en één van de basis-fundamenten van een stamvorm uitmaken, is dit een regel-rechte katastrofe. Maar voor guppyliefhebbers zoals ik, die voorstander zijn van een gup in een meer natuurlijker fenotype en een meer gevariëerd genotype, zijn die freaks met uitgegroeide vinnen, in elkaar gedrongen lijf-jes, koi-achtige gezwellen op de snoet, of super-eenzijdige homozygoten, de echte katastrofes (zie hiernaast). Sinds de eeuwwiseling is er een hernieuwde belangstelling voor de oor-spronkelijke gup met een natrongtuurlijk kleurenpallet aan verscheidene kleu-ren. Een come-back die begint met de endler, voortloopt in kruisin-gen tussen endlers en guppies, een opflakkering kent met de ginga's, en uiteindelijk eindigt in een toenemende interesse voor de wildvang op de plaatsen van origine, of voor uitgezette populaties op plaatsen waar de guppy voorheen niet voorkwam. Vandaar dit advies: prefereer je veiligheid, kies dan voor de zekerheid om binnen de standaards van een bepaalde stam te kweken. Nieuwigheden zul je daarin niet meer vinden, want het feit dat men thans de weg van freaks inslaat om nog met een "nieuwigheid" voor de dag te kunnen komen, be-wijst dat men alle genetiese hoeken van de gup kompleet heeft uitgemen-deld. Nog grotere vinnen kweken, is ook geen optie meer, want ook daar heeft men de limiet bereikt. Vinnen moeten een vis in staat stellen te zwemmen, en dat heel zeker niet gaan beletten. Wat dan overschiet, is een gup in een nieuwe kleurenkombinatie te kweken. Niet per se één die nog niet gezien is, maar één waarvan JIJ houdt. Wil je met plezier en verwachting uitkijken naar "wat er komt" in plaats van je naar een bepaald "doel" toe te werken, kies dan voor het experi-ment. En kruis dan bijvoorbeeld een endler met een gup, op zoek naar mooie kleurkombinaties of tekeningen. Maar wees je er tegelijk van bewust dat je de integriteit van zowel de endler als de gup moet bewaren. Er een genetiese smeltkroes van maken met vissen die als het ware blijken te be-staan uit op elkaar geplakte stukken -zoals dat uiteindelijk met de poecilia reticulata zelf is gebeurd- is uit den boze. Neem als voorbeeld de ginga's of de tigris' die een verrijking betekenen. Ik geniet van de sobere vorm-geving van de video's van "Okto Dreams Channel": enkel een filtergeluid als background en mooie figuren op een zwarte achtergrond (zie foto hier-boven). Wil je per se guppies kweken, neem dan bij voorkeur stammen die een stevige portie variabiliteit in patroon en kleur toestaan, zoals daar zijn: Vienne Emerald (ook nog Wienner Smaragd genoemd); Nebula Steel , Galaxy en de Snakeskin (ook nog King Cobra genoemd) die "neefjes" van elkaar zijn; zonder de "gewone" multi-colore Dubbelzwaard en Onderzwaard te vergeten. Vergeet ook nooit uit het oog dat men om een mooie kweek te krijgen, men met twee moet zijn. En hierbij bedoel ik dan niet "de kweker en de guppy", maar wel mannetjes EN wijfjes. Men vergaapt zich soms teveel op de mannetjes omdat zij diegenen zijn die al die kleuren en patronen tonen; maar voor de kweek zijn de wijfjes even belangrijk. Ik heb destijds mijn eigen kleuren samengesteld door in verschillende bedrijven zelf wijfjes uit te kiezen. Want om begrijpelijke reden zitten gupmannen en gupvrouwen niet samen, wat nogal eens resulteert dat de wijfjes allen tesamen in één bak zitten bij gebrek aan plaats. En alhoewel ik weet dat heel wat guppy-kwekers zullen poneren, dat men op het "uitzicht" niet kan afgaan, omdat het fenoytpe kan misleiden en heel wat recessieve genetiese faktoren kun-nen gemaskeerd zijn, pleit ik toch eerder voor vertrouwen in de goede ob-servatie, in plaats van voor wantrouwen. Want dit maskeren geldt voorna-melijk voor de verschillende soorten deklagen; wat de kleuren en patronen betreft komt het intermediaire veel vaker voor dan het dominante. En echte sexgebonden overerving is ook zeldzamer, dan "sexuele gelijkheid" -we leven nu eenmaal in moderne tijden!- zodat OOK de wijfjes fysiek de kenmerken van hun genotype tonen. Alleen, het vraagt een beetje oefening om die te herkennen en te "extrapoleren". Misschien kan onderstaande tabel je daarbij op weg helpen. |