Art 14
Guichelheil (Anagallis)
Als ik een advokaat zou geweest zijn, dan had ik nu een moeilijke zaak aange-nomen, en zou ik goed mijn dossier moeten bestuderen om mijn kliënt te kun -nen verdedigen en mijn pleidooi voor te bereiden. Al vrij vroeg in mijn studie van kruiden, toen ik op zoek was naar het energeties paspoort van kruiden door ze te linken aan de 4 Elementen, de 10 Planeet-krachten en de 12 Tekens van de Dierenriem, was ik er immers van overtuigd dat Guichelheil een Wa-terman-kruid was. Tijdens mijn voordrachten en kursussen over kruiden, stelde ik de plant steevast voor met het grapje "En nu een kruid dat voor West -Vlamingen zeer moeilijk uit te spreken valt ....". In deze kontext evenwel, zal ik met wat stevigere argumenten voor de dag moeten komen om mijn stelling te kunnen verrechtvaardigen. Het probleem met planten, en bomen, in het Noordelijk halfrond, is dat (bij-na) alles in de natuur tijdens de herfst-en wintermaanden stil ligt in een win-terslaap. Men zal daar dan ook veel meer Ram-, Stier-, Tweelingen- t.e.m. Maagd-planten kunnen aantreffen. Zelfs nog Vissen- en Weegschaal-kruiden in de overgangsperiodes. Maar op een aantal zeldzame uitzonderingen ten na -zoals hamamelis, winterzoet, wintersneeuwbal, sneeuwklokjes en vroege cro-cussen- zal men dus GEEN Waterman-planten kunnen determineren doordat ze bloeien in februari. Deze Aquarius -een ietwat misleidende naam voor een Lucht-Teken- planten zullen dus een ander tijdstip moeten uitkiezen dat kor-respondeert met die Aquarius-energie: in het Waterman-Dekanaat van Twee-lingen (10 tem 21 juni) of het Waterman-Dekanaat van Weegschaal (1 tem 10 otober; wat minder evident is). Guichelheil doet BEIDE, maar 10 dagen is uiteraard een te smalle tijdsmarge voor een volledige bloei. Planten "spelen" daar meer mee in kombinatie met de weersomstandigheden, wat de observa-ties bemoeilijkt en relatief maakt. Van Guichelheil zijn er twee "ondersoorten": planten met rode bloemen, en planten met blauwe bloemen. Een eigenaardigheid, die vroeger (verkeerde-lijk maar begrijpelijk) de blauwe bloemen als vrouwelijk en de rode bloemen als mannelijk deed bestempelen. Alhoewel tweetalligheid of dialektiek een typies kenmerk is voor de Lucht-energie (ook voor Twee-lingen en Weeg-schaal), korrespondeert het androgyne type toch meer met Waterman. Nor-maliter heb ik een radar voor de sexe en sexuele voorkeur van iemand, maar de enige keer dat ik NIET het onderscheid tussen man-of-vrouw kon maken, was toen tijdens een beurs een Waterman aan mijn tafel kwam zitten. Wat de geneeskracht van de plant betreft, stond Guichelheil vroeger hoger in aanzien dan tegenwoordig. De informatie die daarover dus beschikbaar is, berust grotendeels op overlevering. Op zich is daar niets verkeerds aan, maar waarvoor ,zoals met wat vandaag op het Internet verschijnt, geldt dat de oorsprong en de autenticiteit ervan moeilijk te achterhalen valt. Destijds en ook vandaag neemt men soms al te gemakkelijk over op basis van "autoriteit" of naam, in plaats van eerst eens goed zelf te verifiëren en te checken. Dit ge-zegd en genoteerd zijnde, wat weten we over Guichelheil "van vroeger"? De eerste nototies gaan terug tot Griekenland, waar het plantje destijds zijn herkomst kende (het warmere Middellandse Zeegebied) en ook zijn naam anagallis kreeg: van ana="opnieuw" en agollo="versieren". Hiermee werd uitgedrukt dat het plantje twee maal bloeide, en dat het mooi was (cfr agal-lein="schoonheid"). Dioscorides was een Griekse botanist en in zekere zin vader van de farmacie, die in de 1ste eeuw leefde en in dienst van de Romei-nen stond. Zijn De Materica Medica (een encyclopedie over kruidengenees -kunde en geneeskrachtige stoffen) was de eerste farmacopee die 1500 jaar lang handmatig werd gekopiëerd , tot het op het eind van de 15e eeuw voor het eerst werd gedrukt. Het is een werk van onschatbare waarde, alsook één van de weinige klassieke werken dat nooit werd herondekt, omdat het al die eeuwen in omloop en gebruik was gebleven. Daarin werd het gebruik van Guichelheil aanbevolen bij nierziektes omdat de diuretiese (waterdrijvende) eigenschappen van het plantje al bekend wa-ren. Vandaar dat volgens sommige auteurs de naam Anagallis zou komen van het Griekse anagelao="lachen", omdat bij nierziektes "de lach vergaat". Wat de Zweedse arts en botanicus Carl Linnaeus in zijn encyclopedie (met nomen-clatuur) Systema Naturae in de 18e eeuw interpreteerde dat als zou melan-cholie worden verdreven door het gebruik van dit plantje. Dit is niet terecht, want de nieren zijn het Weegschaal-orgaan, zodat een kruid dat op de nie-ren (en ook op de huid zoals later zou blijken) werkt, geen opwekkende wer-king bezit (daar is een assortiment Vuur-kruiden voor). Plinius de Oudere -een Romeinse tijdsgenoot van Discorides- schreef in zijn Naturalis Historia, een encyclopedie van de toenmalige kennis, over een an-der aspekt van de plant: als een middel tegen hondsdolheid. Omdat men toen volledig onbekend was met de oorzaak van infekties, werden alle "schok-kende" bewegingen van gelaat en ledematen (zoals Sint-Vitus dans), en ook geestesziekten als vormen van razernij beschouwd: iemand die "gek" was, was iemand die "dol" werd. De naam Guichelheil gaat hierop terug: guichel ="gekheid, razernij" + heil="helen". In Duitsland kreeg het kruid daarom de naam Heil-der-zotten of Narrenheil, alwaar het ook werd gebruikt om de draaiziekte van schapen mee te behandelen. Het gebruik bij krankzinnigheid zou volgens de 16-eeuwse Signatuur-leer bevestigd worden doordat de kleine ronde vruchtkapsels een gelijkenis vertonen met een (kale) schedel. Onze rondreis doorheen de menselijke geschiedenis is nog niet te einde, want we moeten als laatste nog de 19-e eeuw met Samuel Hahnemann aandoen: grondlegger van de homeopathie. Guichelheil was langzaam maar zeker in de vergetelheid gezonken vanwege zijn giftigheid. Een giftigheid die sterk genoeg was om dieren als schapen, honden en katten te laten sterven, of bij rechtstreeks kontakt sommige mensen zware huiduitslag te bezorgen. Vergif-tigingen door Guichelheil veroorzaken een beeld van tremor, krampen, jeuk en spasmen. Volgens de principes van de verdunning voor gelijkaardige ziek-tebeelden toe te dienen, werd dan het homeopaties middel Anagallis en het analoge Anagallis-type opgesteld. Dit homeopaties type geeft ons een goed beeld over het analoge energie-pa-troon van de plant. Het wordt gekenmerkt door grote jeuk en tintelingen al-over het gehele lichaam. Bevingen, zoals rillingen. Spastiese steken in de sla-pen, die kunnen uitdeinen naar een pijnlijk voorhoofd met erge hoofdpijn, of naar steken in de oren, of naar prikken in de ogen. Deze zenuwpijnen komen plots opzetten, en volgen een willekeurig verloop. Slechte nachtrust met moei -lijk inslapen en woelige slaap. Dit beeld stemt goed overeen met het nerveuze en chaotiese Waterman -type, wat volkomen in het verlengde ligt waarom de tintuur wordt gebruikt ter behandeling van epilepsie. Guichelheil is daarom het ANALOOG KRUID voor het nerveuze type, dat spanningen ophoopt die plots tot ont-lading kunnen komen, zoals een onweer voor een ontlading van opgehoopte elektriciteit zorgt. Dat kan als een bliksem inslaan, en toeslaan wanneer men het niet verwacht. Wanneer ontlading uitblijft, blijven de spanningen innerlijk circuleren, en veroorza-ken allerlei contracties, spasmen, steken, tintelingen, ...... die de normale rit-miek en motoriek verstoren. Ter volledigheid: de eigenzinnigheid van Guichelheil om zijn bloempjes laat te openen (9u) en vroeg te sluiten (al om 14u) -wat hem zijn Engelse bijnaam John-go-to-bed-at-noon heeft opgeleverd (Scarlet Pimpernel vind ik mislei-dend), en het feit dat de plant zich zonder veel poeha en zonder invasief te zijn over vrijwel de gehele wereld heeft verspreid -het is een wereldburger- zijn typiese Waterman-trekken. Het feit dat hij in Nepal door zijn hoog gehal-te aan saponinen wordt gebruikt voor wassen en baden, en dat hij in het Wes-ten initiaal werd gebruikt bij nierontstekingen, nierstenen en huidontstekin-gen, wijzen dan weer naar een secundaire Weegschaal-invloed. Maar er huizen steeds meer dan 1 energie-soort in een plant. Dat Guichelheil fysies bij waterzucht en psychies bij watervrees wordt gebruikt, wijst dus ASTROLOGIES op de aanwezigheid van Water-energie. Over welk soort Water-energie het gaat, wordt duidelijk wanneer we volgende gegevens in kaart brengen. Ten eerste, verdere beschrijvingen van het homeopaties ty-pe: ook jeuk in de aars met druk in de lenden, zoals bij aambeien; brandende pijn bij urineren doordat er druk moet uitgeoefend worden; moeilijk urine-ren, met kleine straaltjes; pijn bij erectie; steken en prikken in de urethra. Vervolgens uit de volksgeneeskundes: Guichelheil maakt vlees zachter en doet wratten verdwijnen (India als Jonkmari); in China gebruikt tegen slangebe-ten; in het Westen tegen blaasstenen en als kompres bij uitzakking van de anus; modern onderzoek (Amoros and Girre 1987) heeft antischimmel en antivirale eigenschappen tegen de virussen herpes en polio aangetoond . Dit alles wijst in de richting van een Schorpioen-Pluto-energie die over de onderbuik heerst. Als KOMPLEMENTAIR KRUID past Guichelheil bijgevolg bij het mensentype dat druk van buitenuit voelt die zijn innerlijke rust verstoort en zijn innerlijk evenwicht bedreigt. Soms is er sprake van een escalatie wan -neer verschillende pressies tegelijk of in reeksen optreden. Noodzaak om aan deze druk en aanslagen te weerstaan door zich terug te trekken op eigen kern. Onderzoek van Guichelheil in de toekomst, zou wel eens uitermate in-teressante bevindingen kunnen opleveren in verband met inwerking op het immuniteitssysteem. |