Art 23
Galega - Geitenruit
Zoals dit het geval is met heel wat kruiden, was Galega oorspronkelijk niet in-heems in Europa, maar in het Midden-Oosten. Vanaf de Middeleeuwen werd het wel met succes geteeld als voedergewas voor dieren: als meerjarig gewas blijft het het hele jaar veel bladmassa produceren tot de bovengrondse delen in de herfst afsterven. Bovendien stond het ervoor bekend dat het de melk-produktie bij koeien en geiten met zo'n 35% deed verhogen. Hieraan dankt het trouwens zijn naam: van het Latijnse "gale"=melk + "ega"=voortbrengen. Omdat het zich goed kan aanpassen aan een stedelijke omgeving, verwilderde het in parken, tuinen en langs de wegen. Maar een kourante verschijning zal het nooit worden, ook al niet omdat het in wezen een nogal rommelige plant is: Galega schiet tot 1m50 omhoog, maar omdat de stengels hol zijn, plooien ze gemakkelijk omver. In een veld vinden ze steun bij andere planten, en in een tuin zoeken ze steun bij struiken of stevigere planten; vinden ze die niet, dan zien ze eruit als een slecht opgemaakt bed of een ongekamde haardos die naar alle kanten uitsteekt. Als lid van de Vlinderbloemen-familie -de Papillionoideae- geven ze met wor-telknolletjes stikstof af aan de bodem, en worden daardoor als heel wat ande-re vertegenwoordigers van die familie als groenbemesters gebruikt. Eigen aan hun familie hebben ze ook trossen vlinderbloemen die in tinten kunnen va-riëren van witachtig blauw en lichtroze, tot lila en mauve. Hun geur is aroma-ties en nogal onaangenaam, zodat het niet hoeft te verwonderen dat de verse plant giftig blijkt te zijn voor dieren. De smaak is eerst een beetje zoet, met een nasmaak van bitter, zodat het ook niet hoeft te verwonderen dat Galega bij mensen vlug een zekere afkeer tot zelfs walging oproept. Zijn doorbraak als geneeskracht werd pas geforceerd in de 16-e eeuw: in deze tijden werden de straffe kwaliteiten van Galega dienstig bevonden om te ge-bruiken tegen slangebeten, ingewandswormen, blaasontstekingen, pijnlijk plassen en epidemies waarvan men dacht dat ze door "slechte (moeras-) lucht" (miasma) werden veroorzaakt. Hierbij werd zelfs de builenpest ver-meld, al heb ik niet kunnen achterhalen hoe, en in welke mate. Moderne onderzoeken hebben aangetoond dat Galega geneeskrachtig posi-tief inwerkt op het spijsverteringsstelsel: bij chroniese verstopping veroor -zaakt door een tekort aan verteringsenzymen, bij ontsteking van de alvlees-klier (pancreatitis) en werkt bloedsuiker-verlagend. De plant bevat galegine, een alkaloïde die de bloedsuikerspiegel doet dalen, en kan daardoor ingezet worden bij (ouderdoms)diabetes. Dit wijst op een Boogschutter-Jupi-ter-werking. Homeopaties wordt Galega gebruikt bij onduidelijke rugklachten, ter hoogte van de nieren, maar zonder dat er sprake is van een nierziekte. Het heeft nl meer te maken met de bijnieren die hormonen aanmaken. Als de bijnieren teveel cortisol -het stress-hormoon- aanmaken, dan volgt er een gewichts-toename (vooral op de buik), een verhoogde bloeddruk,en een verhoogd risi-ko op diabetes. En vermits die bijnieren ook de adrenaline produceren, kan langdurige blootstelling aan stress de bijnieren "uitputten" met als resultaat allerlei varianten en gradaties van vermoeidheid tot depressie. Die bijnieren hebben dus vooral een regulerende funktie: teveel cortisol leidt tot spier-zwakte, gewichtsverlies, lage bloeddruk, vermoeidheid en een grote trek in zout voedsel. Op momenten van stress of ziekte, is wel een verhoogde aan-maak van cortisol noodzakelijk. Uit dit verhaal, is het zonder meer duidelijk dat de bijnieren een belangrijke rol vervullen in de yin/yang-balans of ontspanning/spanning in het lichaam en de energie. Het proces beheert de bloeddruk, het gewicht, de eetlust, en de suiker/vet-balans, als een subtiel samenspel tussen pancreas en bijnieren. De tweede vallen derhalve onder het Weegschaal-Venus-principe. Als ANALOOG KRUID past Galega bij het gulzige type, dat van carpe diem zijn levensmoto maakt. De instelling waarmee men het leven te-gemoet treedt, bepaalt weliswaar in sterke mate de feed-back en de respons die men zal terugkrijgen, maar kan niet ALLE plooien wegstrijken en niet AL-LE obstakels op zijn pad wegnemen. Optimisties van natuur zijn, zal maken dat men minder lang in problemen zal blijven hangen, en gemakkelijker zal healen van wat men meemaakt; maar moet niet misbruikt worden om ALLE problemen weg te lachen of weg te wuiven. Ontkenning ligt op de loer als schaduwzijde van dit optimisme: het leven kan niet ALLEEN leuk en aange-naam zijn. Maar het zo leuk en aangenaam mogelijk maken, en genieten van de tijd dat men leeft, is wel een aangewezen manier om met The Flow, de Tao of de Grote Levensstroom mee te surfen. Alleen: draag geen oogkleppen. Als COMPLEMENTAIR KRUID is Galega te gebruiken door het pessimistiese en lichtelijk depressieve mensentype. Deze personen, voor wie het glas steeds half leeg is, of die vooral focussen op de tegenslagen, de ziekte, de ongelukken en de problemen die ze meemaken. Er scheelt wel altijd wat: is het niet aan de gezondheid, dan is het aan de financies, het huis, de kinderen, het werk, en noem maar op. De positieve invloed van Galega kun-nen ze gebruiken: maak je niet zoveel zorgen, want het kompt heus wel voor elkaar. Na regen komt zonneschijn, dus focus niet op de negatieve, maar op de positieve ervaringen. Laat los, blokkeer niet, en laat de energie en de le-vensvreugde opnieuw door jou stromen. Het is duidelijk dat Galega op de tweede chakra of de navelchakra, cen-trum van het genieten en de zelf-voldoening, waar het entoesiasme wordt op-gewekt om met levenslust en levensvreugde deel te nemen aan het leven; het zich opladen met zijn motieven en het JA kunnen zeggen aan wat men op zijn pad ontmoet. De wil is daarbij de motor van ons streven: het is de wil die ons vooruit en naar buiten stuwt, die ons tot initiatiefname brengt. Vandaar: "Waar een wil is, is een weg", want alles begint met zin hebben nin iets, of met iets te willen. En alles ontvouwt zich met de wils-ontplooiing ertoe. Vanuit die tweede chakra kan Galega op het algemene immuniteit inwer-ken: het bezit zweetdrijvende, antibacteriële en ontstekingswerende eigen-schappen bij een aantal besmettelijke ziekten (tyfus, salmonella), verhoogt de weerstand tegen microben, en gaat stolsels in het bloed tegen. |