Art 24
Basterdwederik (Epilobium)

De Basterdwederik -of in zijn oude schrijfwijze Bastaardwederik- is het kleine broertje van het Wilgeroosje. Ze behoren immers tot dezelfde familie Epilo-bium, en hebben dan ook min of meer gelijkaardige geneeskrachtige werkin-gen. In de praktijk zul je dus bij foto's van de Basterdwederik hier en daar ook foto's van bijvoorbeeld het Harig Wilgeroosje zien opduiken; en ook in de be-handelingen van hun geneeskracht, worden Wilgerrosje en Basterdwederik losweg door elkaar gehaald.

Dat kan tot een zekere mate, maar op het einde van de rit zijn het toch twee verschillende soorten, en hebben ze derhalve ook hun specifiek karakter en geneeswerking. Basterdwederik verhoudt zich tot zijn grote zus Wilgeroosje een beetje als de stadsmuis ten opzichte van de veldmuis. Want Basterdwe-derik doemt op in de straat overal waar hij kan: tegen een streepje grond tussen het trottoir en een huisgevel, in een bloempot, in de goot, .....Hij stelt zich met erg weinig tevreden, en heeft niet veel nodig om te overleven. Hij heeft in de gematigde streken ook geen "echte" bloeitijd, want hij past zich aan alle situaties aan, ook in tijd om te groeien. Hij valt ook niet op, neemt met zijn ijl bladerstelsel weinig plaats in en heeft een efficiënte manier om zich te vermenigvuldigen: zijn pluisjes worden door het minste briesje naar alle uithoeken verspreid.

Het perfekte onkruid, ware het niet dat hij meestal kompleet over het hoofd wordt gezien: men merkt hem niet op, kent zijn naam niet eens, en om-dat hij zich zo gemakkelijk laat verwijderen met zijn oppervlakkige worteling, wordt hij ook nooit vals een "woekerplant" beschouwd. En dan nog die naam: bastaard, straatloper. Net iets beter dan "dingens" maar nogal denigrerend en louter voorbehouden voor een grijze mus/muis met weinig prestige.

De manier waarop naar Basterdwederik wordt gekeken, valt een beetje te ver-gelijken met de problematiek van de derde leeftijd: de vergrijzing van de maatschappij omdat heel wat mensen erg oud beginnen te worden. Omdat se-nioren geen aktieve druk of politieke macht kunnen uitoefenen op de over-heid, moeten zij doorgaans ook gewoon tevreden hebben met wat ze hebben. Velen hebben het met een karig pensioentje moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen, maar ze moeten het daarmee doen. Doorgaans oordeelt men dat we in een verzorgingskultuur leven, dus dat de oudjes het hier hebben nog niet zo slecht hebben; zeker wanneer men hun toestand vergelijkt met die van derde wereldlanden, waar er GEEN netwerken voor de oude dag bestaan, en ouderen moeten opgevangen worden door hun familie.

In het patroon van oud worden met de bijbehorende problematiek kunnen we ASTROLOGIES het Element Aarde herkennen. Het bestaan en de wereld krimpt met het ouder worden: vrienden en kenissen ontvallen, men kan minder en minder, men heeft minder en minder energie, ook al heeft men zich goed "gesoigneerd" en "gekonserveerd". Het zal dan ook niet verba-zen dat een klein "nietig" plantje een geneeskracht bezit die dienstig kan zijn bij allerhande ouderdomskwalen: zowel urine-inkontinentie als urine-retentie bij bejaarden, vergrootte prostaat bij mannen, en allerhande klachten die voortkomen uit het voortschrijdend verouderingsproces. Basterdwederik gaat het verslijt tegen en bouwt trapjes in om verdere degradatie tegen te houden. Deze Steenbok-Saturnus-energie is het verschil met Wilgeroosje (Water). De tweede energie, Schorpioen-Pluto deelt hij dan weer met zijn zus: ten bewijze hiervan zijn inwerking op nhet urogenitaal stelsel.

Omdat het energiepatroon van Basterdwederik zo duidelijk is, wordt het voor die ene keer ook neen kort verhaal: Basterdwederik past als ANALOOG KRUID bij het depressieve, melancholiese type dat door teleurstellingen en verdriet van de oude dag het "aan de nieren kan krijgen" en pijn in al zijn botten kan voelen. Het leven van een senior is -in tegenstelling tot wat de re-klame vaak wil laten uitschijnen- nogal karig. Vandaar de soms zo verwoede pogingen om het te vullen met kleinkinderen: om dit proberen te vergeten. Maar het gezegde "krakende karren rijden het verst" is hier wel degelijk van toepassing: het is dus belangrijk van zijn chi te blijven verzorgen, in plaats van te beginnen klagen over al die kwaaltjes waarmee men krijgt af te reke-nen. In zekere zin is dat de prijs voor het ouder worden, en vooral: de prijs die men betaalt voor wat men in zijn leven allemaal heeft uitgericht en uitge-spookt. Het hoopt zich op. Met ouder worden moet men niet meer "ophopen" maar integendeel leren loslaten van alles wat overbodig is, om het essentiële over te houden. Licht van geest kan men dan zoals het pluimzaad van de Basterdwederik zich laat meevoeren door de wind, zich laten meedrijven op de golven van de Levensstroom. Dat kost het minste energie.

Als COMPLEMENTAIR KRUID past het bij vurige of chole-riese persoonlijkheden, die zich NIET aan de limieten van de oude dag willen houden, en er zich dan ook voortdurend aan schenden. Men moet zich reali-seren dat het leven eindig is, dat zijn kwetsbaarheid toeneemt met het ouder worden, en dat men moet rekening houden met wat er IS. Willen, en vooral meer willen is hoe ouder men wordt, hoe moeilijker en nodelozer. De rijkdom van de oude dag bestaat er niet uit van alle goede dingen zolang mogelijk te blijven rekken en zich eindeloos te laten herhalen, wat voor een grijsheid zorgt: sleet door niet los te kunnen laten. De rijkdom van het ouder worden moet veeleer liggen in het ontwikkelen van een wijsheid, die toelaat om zich niet meer druk te maken over dingen die het niet waard zijn, en zich te con-centreren op het waardevolle dat er nog is. Minder is meer.