Art 3
De Energie over een Mensenleven
RUBRIEK: Intuïtie-Energie Geplaatst op 20 november 2007
De "wetenschap" ontkent het principe van menselijke energie of chi zoals dit in een levende persoon aanwezig is. Grotendeels omdat men dit niet kan "meten" met één of ander meettoestel of instrument, en dus ook niet in "exakte cijfers" kan vastleg-gen. Nochtans erkent men dit principe wel in de orgaanwerkingen: men zegt in de geneeskunde bijvoorbeeld dat het hart van die patiënt slechts op halve kracht werkt, of dat de nieren van die andere persoon slechts voor 25% meer funktioneren. Maar dat betreft dus "stofwisselingsfunkties", waarvan het rechtstreeks verband met hun materiële "staat", duidelijk kan geregistreerd worden. Iemands algemene energie die niet in één of ander orgaan of funktie kan "gelokaliseerd" worden, laat staan vast-gelegd worden, daar kan de wetenschap die met handen en voeten aan de stof gebon-den is, niet mee overweg. Nochtans is deze energie VOELBAAR: men kan van iedere mens, en bij uitbreiding van ieder levend wezen, de energie van de persoon, en van het moment aanvoelen. Daar is niets bijzonders aan: iedereen kan dat, al is de één daar al gevoeliger voor dan een ander. Men kan voelen wanner de energie van een huisdier of een huisge-noot "achteruit" gaat, en wanneer die bvb gaan sterven. Bij sterven treedt trouwens iets heel bijzonders op: de energie “valt uiteen”, waardoor het lichaam zonder “leven” valt. Materiëel verandert er eigenlijk weinig; wie nagedacht heeft over het verschil tussen leven en dood, weet dat het antwoord van dit "mysterie" niet in de stof ligt, maar in de energie die het lichaam "tot leven wekt" en "in leven houdt". Naarmate men dus ouder wordt, verliest men een deel van die energie die men van bij zijn geboorte en incarnatie heeft meegekregen. Voor een MENS gebeurt dit op een ritme van approximatief -het zijn relatieve, en geen absolute cijfers- van 1% per levensjaar. Iedere 10 jaar dat men ouder wordt, verliest men dus 10% van zijn energie-poten-tiëel Men kan dan op devolgende grafiek aflezen, dat er op energeties gebied 3 "mijlpalen" zijn. Eén rond 45 jaar, wanneer traditioneel een aantal funkties merkbaar beginnen af te nemen (zoals het zicht), en de zwakke punten in de konstitutie zich beginnen te manifesteren (bvb hoge bloeddruk). Een tweede mijlpaal, situeert zich rond 60 jaar, wanneer de "ouderdomsziekten" zich beginnen door te zetten (ouderdomsdiabetes, reuma, hartproblemen,...). Men kan ook konstateren, dat de maximaal haalbare leeftijd voor een mens om en nabij de 110 jaar ligt, wat door de empirie wordt bevestigd. Met dien verstande dat men voor een bepaald individu de aanslagen op zijn chi moet in rekening brengen. Bij zware ziekte, een zware operatie, een (zwaar) ongeluk of een zware belasting van het organisme over een langere tijd, gaat van dit haalbare maximum, telkens 10% af . Verdere bewijskracht voor deze manier van denken, vindt men in het feit dat de aangehaalde "mijlpalen", destijds en nog steeds limieten blijken te zijn voor mensen die in moeilijke omstandigheden moeten leven. Een dakloze die op straat moet (over)leven, wordt slechts gemiddeld 45 jaar oud. In ontwikkelingslanden heden te dage, en in de arbeidersklasse van vorige eeuwen, is 65 jaar bereiken het maximaal haalbare. Een gevolg van de terugloop van de levensenergie met de leeftijd tenslotte, is de neiging om veelvuldig "in te dutten" bij bejaarden: ze hebben niet meer voldoende energie om lange periodes "wakker" te blijven. Hetzelfde fenomeen ziet men bij babies (nog geen energie genoeg), bij zieken in het algemeen (een akuut tekort), bij burn-out (een periodies tekort) en bij het chronies-vermoeidheids- syndroom (de naam zegt het: een chronies tekort). |