Art 5
Over onze sterfelijkheid
RUBRIEK: Intuďtie-Energie    Geplaatst op 20 december 2008

Omdat ik op mijn artikel "Wat het betekent oud te worden" (rubriek Bewustzijn) veel reakties heb gekregen, wil ik vooreerst iedereen die dat gedaan heeft bedanken voor zijn mail, en in het bijzonder Marja en Ruthy, en heb ik besloten de thema's die blijk-baar veel mensen bezig houden, te bundelen in een nieuw artikel vanuit een iets an-dere invalshoek.

Het onderwerp dat ik hier en nu aansnij, is geen aangenaam, en daarom ook geen populair onderwerp. Het is iets dat de meesten in de tijd zoveel mogelijk voor zich uit willen duwen, tot ze het niet meer kunnen. Het is in onze kultuur ook de reflex om "daar liever niet teveel over na te denken": men wordt daar immers slechts moe-deloos en depressief van! Vandaar het syndroom van de actieve senior, nog steeds in het bezit van AL zijn vermogens, en die nog lachend en gretig deelneemt aan het actieve leven. Vandaar de krampachtige pogingen om er zo lang mogelijk jong te willen uitzien, alsof men "de tijd" zou kunnen misleiden en zijn lichamelijke achter-uitgang met het ouder worden hiermee zou kunnen bezweren. Als er echter IETS is, dat men met het ouder worden zou moeten gesnapt hebben over het leven, is, dat het koesteren van illusies GEEN gezonde levenshouding is. Op ALLE leeftijden!

Ik ga het dus hebben over onze sterfelijkheid. Niet over het sterven en de dood, die de allerlaatste fase van dat proces zijn, maar over de wijze waarop zich het leven van ieder van ons ontvouwt en ontplooit in de tijd. Dat ontwikkelt zich volgens het prin-cipe opkomen-blinken-vergaan (met dank aan Mellie Uyldert). In onze jeugd "hebben we tijd zat ": omdat we voornamelijk vooruit kijken, naar de toekomst, denken we (verkeerdelijk) dat we ONsterfelijk zouden zijn. Vandaar de roekeloosheid en onbezonnenheid van de jeugd: het "kan (energeties) niet op", en men doet gekke dingen, omdat men (verkeerdelijk) denkt dat, omdat de dood nog zo veraf is, die "onbestaande" zou zijn. Wanneer die echter wél naderbij komt, verliest men die il-lusie, of .... zijn leven.

In onze middelbare leeftijd vertoeven we het meest in het hier en nu: we hebben iets opgebouwd, we hebben een gezin, een carrière en een leven die ons voor ontel-bare problemen en situaties stellen, waarmee we ons bezig moeten houden. En in deze drukte hebben we -heel zeker in deze jachtige tijden en stress-kultuur- bijna altijd tijd tekort.
Een heleboel dingen stellen we dan ook uit: die zijn voor "de dag dat we wel meer tijd zullen hebben". Waaronder wordt verstaan: als de kinderen groot en het huis uit zullen zijn, en we ook ons werk zullen afsluiten met een welverdiend pensioen. Wanneer we echter ons werk verliezen, of ons huwelijk op de klippen loopt, of een hartinfarct krijgen, blijkt ook de illusie van deze houding: we hadden er beter aan gedaan van ons af te vragen of we eigenlijk wel goed bezig waren. Een evaluatie van "wat we achter de rug hebben", en wat zich nog als mogelijkheden vóór ons be-vindt, sluit deze periode af. Naargelang de konklusies ervan beginnen sommigen een tweede carrière of huwelijk. Men staat op het maximum van zijn kunnen.

Van dan af begint er een terugval: onze vitaliteit, onze energie, onze fysieke moge-lijkheden beginnen met te tijd gradueel, en soms schoksgewijs, af te nemen. Onze wereld krimpt. Niet alleen figuurlijk, omdat dierbare vrienden en familieleden ons ontvallen, maar ook letterlijk, omdat we minder en minder kunnen. Hoe snel dat proces gaat, hangt af van hoe we met onszelf zijn omgesprongen, en wat we meege-maakt hebben: in welke mate hebben we ons versleten en geschonden, en in welke mate hebben we ons geheald en onze ervaringen verwerkt? Onze zwakke plekken begeven het eerst, en we krijgen af te rekenen met de ouderdomskwalen en -ongemakken. De illusie die op deze leeftijd kunnen hebben, is van dit NIET te willen accepteren, en onverdroten verder te blijven doen zoals voorheen. En de valstrik, van alleen maar achteruit te willen kijken, naar zijn verleden, omdat zijn "toe-komst" benepen wordt.

Dat proces gaat niet bij iedereen even snel, maar verloopt door FASEN: het is dus ieders levensopdracht van de levensstroom te volgen, en MEE te gaan met de specifieke fase waarin men verkeert. Niet iedereen zal ALLE fasen kunnen meema-ken, om de goede reden dat er op ELKE leeftijd gestorven wordt; dat is iets dat men maar al te gemakkelijk probeert te "vergeten" of als "onrechtvaardig" probeert voor te stellen. Strikt gezien is het dat ook, en het is een drama voor hen die het moeten meemaken, maar het is ook een integraal onderdeel van die sterfelijkheid, waar-voor geen enkele garantie bestaat.

Ons Aards incarnatie-verhaal volgt dus in de tijd een welbepaalde cyclus: het stoffelijk bestaan verkennen (de " speeltijd" van de jeugd); zich erin uitdrukken (de realisatie-tijd van de volwassenheid); erover reflecteren om zichzelf en de realiteit te kunnen begrijpen (de bezinningstijd van de "rijpere" leeftijd); en tenslotte het zich UIT dat stoffelijk bestaan "terugtrekken" door het stelselmatig los te laten. Velen, heel zeker in onze materialistiese kultuur, ervaren dit laatste voornamelijk als een verlies .
Oud-worden staat dan synoniem voor kommer en kwel: verlies van energie, verlies van fysieke (en vaak ook psychiese) mogelijkheden, van mobiliteit en zelf-standigheid. De oude dag die door allerlei ziektes en kwalen geplaagd wordt, met op het eind het onafwendbaar verlies van alles, wat voor "positiefs" kan daar nu aan zijn? Wel, iedereen moet en kan voor zichzelf uitmaken waar zijn grens ligt van wat nog zinvol en waardig is, en wanneer "het genoeg is geweest". Angst is een slechte raadgeefster, en heel zeker in existentiële aangelegenheden. ELKE levensfase heeft zijn uitdagingen en moeilijkheden, en men moet die aangaan, niet uit de weg gaan uit angst voor wat het inhoudt.

Tegelijk met dat ex-carnatieproces -het zich uit de stof terugtrekken met het ouder worden, als tegenhanger van de incarnatie- , is het de bedoeling dat er een vergees-telijkingsproces plaats vindt: minder "lichaam" en meer " geest" worden. DAT ervaar ik als de grote rijkdom van de ouderdom: bevrijd zijn van een heleboel "stoffelijke " opdrachten en taken, om zich te kunnen verdiepen in de geestelijke realiteit. Blijven we diep in onszelf even "jong"? Liever niet, want dan zouden we ook dezelfde illusies en fouten blijven koesteren die we in onze jeugd-fase hebben gemaakt. We leven hier om te leren en als psyche te groeien. Wel kunnen we het kind, de puber, en de volwassene IN ONSZELF een plaats geven: door even verwon-derd te kunnen blijven als een kind bvb; of even entoesiast te kunnen blijven als een puber; of even doortastend op te treden als een volwassene. Ieder jaar eer ik rond deze periode het kind in mij door aan een maquette te werken: als oudere kan ik uit-voeren, waarvan ik als kind alleen kon dromen. De waardevolle lessen en boodschap-pen uit elke levensfase dienen we ons niet alleen te herinneren, maar ook in de le-vensfase waarin we verkeren, te integreren. En ikzelf, ben in de eerste plaats dankbaar dat ik dat allemaal mee kan maken.