Art 1
Ik kweek terug vissen
RUBRIEK: Guppy Kweek Geplaatst op 25 april 2012
Ik was 8 jaar jong, toen ik de microbe te pakken had: raar maar waar ging ik graag naar de tandarts, en was ik blij als er veel volk in de wachtzaal zat. Dan kon ik immers lang naar die twee grote aquaria kijken die in die wacht zaal stonden. Ik kon urenlang kijken naar de guppies en de zwaarddragers die in deze aquaria hun gang gingen. Toen de tandarts zijn wachtzaal ver-anderde, kreeg ik vissen van hem; ik was in de zevende hemel, maar ik ben niet meer naar deze tandarts terug gegaan: de attraktiepool was weg. Dat was het begin van mijn hobby. Een beetje de fout wel van mijn vader, van mij altijd mee te nemen wanneer hij ging vissen, en van zelf de hobby te hebben beoefend. Hij was ermee abrupt gestopt, toen een avond de thermostaat niet was afgeslagen, en hij 's morgens al zijn kostbare aqua-riumvissen gekookt aangetroffen had. Die (lege) aquariums stonden in de veranda, en ik keek er als kind heel de tijd op, maar ik mocht ze niet ge-bruiken. Ik kreeg alleen de filterbakken als "aquariums"; dat was niet bepaald han-dig, want die waren zo smal dat daar zelf geen filter in kon, zodat het eten op de bodem rotte en ik om de 14 dagen de (stinkende) bakjes moest uit-kuisen, tot groot jolijt van mijn moeder. Ik herinner me nog één van mijn lievelingsvisjes: een veelkleurig gupmannetje met een blauwe rugvin, dat ik daarom de naam van "haaitje" had gegeven. Haaitje ging naar de guppen-hemel toen in een elektriese stekker in het aquarium had laten vallen. Zo kon ik niet verder blijven prutsen! Ik lostte dat strategies op, door voor mijn verjaardag een nieuw aquarium te vragen. En toen ik oud genoeg was geworden, sloeg ik ook het middel-grote en het grote aquarium van mijn vader aan, en konden de bakjes weer gebruikt worden waarvoor ze gemaakt waren: als filterbakjes. Jaren later zat ik met 3 vrienden op café; één van mijn kompanen was gro-te show aan het verkopen en iedereen aan het lachen aan het brengen. Toen hij weg was, vroeg het meisje dat tegenover mij aan tafel zat: "En jij; wat doe jij?". En ik antwoordde: "Ik kweek vissen. Geen vissen om op te eten, maar aquariumvissen." Zij was op stap met kotstudentes, en zou mijn vriendin en vrouw voor jaren worden. Mijn kamer thuis had toen veel weg van een borrelende grot met lichten, van de 4 aquaria die er stonden. En in de hall van de ouderlijke woonst stonden er nog twee grote. Ik was zelfs met mijn hobby op TV geweest; misschien heeft iemand daar een video van Vissen en planten verkocht ik in aquariumwinkels voor voer en materiaal. De aquaria volgden aanvankelijk nog onze omzwervingen en verhuizingen, maar toen we naar het platteland gingen wonen, en ik daar een tuin met planten, bloemen en dieren hield, moest ik kiezen: met pijn in het hart moest ik mijn aquariumvissen opgeven. Dat was 30 jaar geleden. Nu mijn vrouw er niet meer is, had ik nood aan een nieuwe hobby, en zo kwam de oude microbe mij terug aansteken. Waarom niet? Ik had echter totaal niets meer van materiaal of benodigd-heden over: ik moest opnieuw van nul herbeginnen. Een aantal zaken zijn ondertussen veranderd, zeg maar verbeterd: biofilters bvb die simpel te vervangen zijn. Geen geborrel meer, maar het geruis van een kontinue waterstroom. Het kweken van de guppen is in die 30 jaar ook geëvolueerd: er zijn heel wat nieuwe variëteiten bij gekomen, en door het Internet wordt er nu wereldwijd informatie en vissen uitgewisseld. De meeste subsoorten vind ik echter te schreeuwlelijk: alles is op het kweken van spektakulaire vinnen gezet; niet op de intensiteit van de lichaamskleur. Dat is een beetje de fout van al die guppyclubs die de standaards uitzetten. Dit kan men vergelijken wat met bloemen gebeurt: grotere en grotere bloemen kweken, in allerlei felle kleuren. Maar zoals ik zulke bloemen zelden mooi vind, vind ik ook die felle kleurkontrasten bij guppen lelijk. En dan is er nog die freakshow van allerhande bizarriteiten: verlengde borstvinnen, albinossen, variëteiten waarvan de melanine als het ware afdruipt, en het speciale om het speciale. Dan maar terug naar de basics denk ik dan. En blijkbaar ben ik niet de enige, want er zijn veel liefhebbers die terug de wildvorm kweken. Terug naar haaitje als het ware, al noemt men dat tegenwoordig Endlers. Ik heb mij voorgenomen om niet op vinnen, maar op lichaamskleur te kweken. Ik heb een paar foto's van prachtige Weense smaragdguppen gezien. Ja, die hebben weinig staart, en wat dan nog? Ik hou van mooie harmoniese kleur-kombinaties, en veel variabiliteit; daarvoor noemde men de gup ook niet voor niets het miljoenenvisje niet? Laat ons proberen de rijke genenpoel van de lebistes reticulatus opnieuw samen te stellen, in plaats van die te verarmen tot bizarre, doodlopende (want niet echt leefbare) genen-eindjes. Eén ding is echter zeker: ik kweek (terug) vissen. |