Art 1
De tuin in de late lente
RUBRIEK: Natuur-Tuin     Seizoengebonden artikel

De lente in de tuin verloopt zo snel, dat er meer dan één artikel nodig is om alle sta-dia en veranderingen, en dus ook alle werkzaamheden van de tuinman erin, te be-schrijven. Daarom deze late-lente-behandeling als opvolging van de " vroege lente" of eigenlijk voorjaar.
De bollen die in dat voorjaar gebloeid hebben, zijn uitgebloeid: een karweitje is nu het stelselmatig wegnemen van de uitgebloeide stengels, zoals bij narcissen, hyacin-ten en tulpen. Doet men dat niet, dan wordt er zaad gevormd; en dit trekt dan weer energie naar zich toe ten koste van de bloei van hetvolgend jaar. Hetzelfde geldt voor struiken die in het voorjaar bloeien: zodra de bloei gedaan is, kunnen die gesnoeid worden. In dat geval verkeren: sneeuwballen, seringen, en later in het seizoen ook de boerenjasmijn. De voordelen van zo'n snoei zijn: men verhindert ook hier zaadvor-ming; men houdt de struik in een beheersbaar formaat (seringen 3 meter hoog kun-nen niet beroken worden); en men houdt de kruin een beetje open (een dicht takken-net betekent nogal eens: weinig bloesem).
Ook bij de skimia's verwijdert men best manueel bij mannelijke struiken de uitge-bloeide bloempjes. Strikt gezien is dit niet noodzakelijk, want de nieuwe bladeren kunnen doorheen de verdorde bloemen groeien; maar de ervaring leert dat er meer bladeren opkomen wanneer men dit wel doet. Op de foto hierboven kun je een ski-mia zien waarvan de helft aldus behandeld is geworden. Voor de vitaliteit van de struik is het beter dat hij een mooi bladerdek kan ontwikkelen; skimia's vertonen nogal eens de neiging om wanordelijk te groeien, en daarbij zichzelf als het ware "ka-pot te groeien". Worden bladeren geel, dan is dat het signaal dat het de verkeerde kant uitgaat met de struik. Bij vrouwelijke struiken kan men de bloemen laten uit-groeien tot mooie, rode besjes; maar een beetje uitdunnen is op zijn plaats. En ook de rozemarijn, wordt best na zijn bloei wat ingekort, om hem vitaal te houden.

In de serre is het tijd om tomaten uit te planten: gezaaid op de vensterbank in maart, en daarna in potjes verplant en in april in de serre gegroeid, kunnen ze nu "in volle grond" worden gezet. Voor buiten, is het wachten tot na 10 mei, wanneer de laatste mogelijkheid tot nachtvorst geweken is.
Om het gieten van water te bevorderen, gebruik ik aan de voet van iedere tomaat-plant het procédé van de omgekeerde plasticfles waarvan de bodem is uitgesneden. Het laat toe om in de diepere lagen rechtstreeks water voor de planten ter beschik-king te bieden. Een serre is immers een eigenaardig medium: door de warmte bin-nenin gaat het water gemakkelijker verdampen en condenseren, dan "zakken " in de bodem. Of men moet een serre van een zekere omvang hebben. Teveel water begie-ten werkt trouwens nefast, en doet de planten eerder rotten dan opfleuren. Vergelijk dat met planten in een bloempot die teveel water krijgen en daardoor kapot gaan.
Andere groenten die vanaf nu in de serre kunnen gezaaid worden zijn: courgettes en pompoenen in voorzaaipotten; idem voor maïs en zonnebloemen, alsook alle soorten van prinsessebonen. Voor de liefhebbers: aubergines, paprika's en pili-pili's. En een belangrijk kruid: basilicum.
In de serre plaats ik ook om hommels voor de bevruchting van de tomaatplanten aan te trekken goudsbloemen, een heliotroopje, wat reukerwten en dagbloemen in een hoek tegen rietstengels. En voor de ontsmetting van de bodem: tageten of stinkertjes (alhoewel ik niet vind dat die echt stinken!). Buiten, in de volle grond, kan nu zowat alles gezaaid worden van groenten en bloemen: de bodem is voldoende opgewarmd.

Op het terras kunnen in potten of hanging-baskets de zonneminnende planten uit het Zuiden worden geplant: lobelia's, petunia's, pelargoniums en tal van andere soorten in een oneindige rijkdom aan vormen en felle kleuren.
De avondlijke inspektie-rondes naar slakken moeten ongestoord blijven doorgaan. Daarbij komt overdag de speurtocht naar de knalrode lelie-haantjes: behoorlijk foto-genieke kevertjes, maar met de voor de mens onhebbelijke gewoonte lelieplanten van kilometers ver te kunnen ruiken en erop af te komen. Het blijft echter niet daarbij: ze paren en leggen hun eieren op de lelieplanten. Zo mooi de kevers zijn, zo afzichtelijk-afstotend zijn hun nakomelingen: ze vreten niet alleen in een mum van tijd de hele lelieplant kaal, maar hullen zich in een weerzinwekkend brouwseltje dat het midden houdt tussen kots en kak. Zie je zulke onbeschrijflijke propjes op je lelies, dan zul je je moeten verdapperen om de specie te verwijderen, en het gedrochtje dat daarbin-nen huist dood te pietsen.
In de borders, geldt vanaf nu stilaan dat men er de absolute kontrole over begint te verliezen. Deze absolute kontrole waarbij men de tuin exakt zo kon houden als men dat wou, was slechts een kortstondige droom. Vanaf mei neemt de Natuur de leiding van de operaties over, en moet men zich tevreden stellen met een relatieve kontrole: alles groeit enorm, en als tuinman probeert men de dingen een beetje in balans te houden. Wieden waar het moet, snoeien waar het kan, ondersteunen waar het nodig is, en alleen hardhandig optreden wanneer er geen andere opties meer zijn. Voor echte controll-freaks is het het begin van ergernissen en labeurswerk. Voor anderen is het een les in evenwicht en coöperatie die de natuur ons geeft: relax, en probeer niet alles letterlijk en figuurlijk naar je hand te zetten! Beschouw de tuin als een sym-bool voor het leven: volledige kontrole kan niet, maar een balans vinden kan wél.
Voel je je dus niet verplicht om "karweien" te volbrengen; probeer eerder PLE-ZIER aan je tuin en de natuur te beleven. En heb je eens geen zin in een karwei, doe die dan later: dat is geen drama, en je wereld zal er niet door vergaan! Veel teveel mensen verzuchten naar een "arbeidsluwe tuin" omdat ze alleen een filosofie van arbeid kennen. Arbeid dus wat minder, en wees wat meer filosofies, voor het goed van je eigen bloeddruk en psyche.