Art 15
Guppies kweken: starre stammen of rijke variaties?
RUBRIEK: Guppy Kweek         Geplaatst op 30 juli 2020

De guppy-clubs houden met standaards de guppy-kweek in goede banen. Doen ze dat? Dat is een voorstelling door henzelf geponeerd, maar in reali-teit is dat een tweesnijdend zwaard. Eén: ze zijn zelf hongerig en dus schat-plichtig aan nieuwigheden, al was het maar om hun aktiviteiten en ten-toonstellingen nieuw leven in te blazen, of hun leden nieuwe doelstellingen aan te reiken. Wildvang guppies en endlers worden ook op het menu gezet, maar het eerste is facultatief -hoe weeg je twee verschillende kleuren tegen elkaar af?-; en de tweede zijn sedert de eeuwwisseling alras krak dezelfde richting uit geëvolueerd als de guppies: het uitmendelen van alle mogelijke en onmogelijke kombinaties. En twee ook: in zekere zin is er ook sprake van belangen-vermenging wanneer de voorzitters tegelijk jury-leden zijn voor wedstrijden.

Ik wacht dus nog altijd op het moment dat men ondubbelzinnig een halt toeroept aan al die mutaties die eigenlijk deformaties zijn: uitgerafelde of uit elkaar gescheurde vinnen bij de crown-tails; aanwassen op de snoet bij de koi's; ineengedrongen, misvormde lichamen bij de short bodies; ...... Thans is het de mode van maximaal uitgegroeide vinnen. Is het een vis? Is het een bloem? Is het een roos? Neen, 't is een gup. Maar kan die nog echt zwemmen of alleen wat spartelen in het water zoals een drenkeling? In de guppyclubs volgt men deze tendens, want als je tegenwoordig geen vissen kweekt met big dorsals, kun je geen "prijzen" meer winnen.

Dat is allemaal erg arbitrair, want de enige, echte, oorspronkelijke en na-tuurlijke gupstammen, zijn deze welke men bij de wildvang guppen kan waarnemen, en die meteen ook aan de basis lagen van heel de guppy-kweek sedert hun introduktie als aquariumvis in de 20ste eeuw. Ik ben bevoorrecht geweest daar in mijn jeugd nog een glimp van te kunnen op-vangen, en men kan thans aan de regressie bij uitgezette gup-populaties deze autentieke basis-stammen opnieuw zien verschijnen. Zie figuur bo-venaan en ook mijn artikel daarover.

Men kan ook die regelrechte obsessie voor "de stam" keer op keer bemer-ken bij publikaties op de guppy-clubs op Facebook en Co. De meest gestel-de vraag bij elke nieuwe post luidt: "Welke stam is dit?" Zoals de eigenaar van een straathond een schrijven naar een hondenvereniging zou sturen met de vraag "Welk ras is dit?". Let op, een zeker snobisme is ook niet ver weg wanneer men met een ronkende pedigree afkomt voor een spuuglelijk dier. Maar ik vrees dat de guppyclubs als kaartenhuisjes in elkaar zouden beginnen vallen, wanneer men officiëel zou verkondigen, dat men "alles al gezien heeft" en er dus geen nieuwigheden meer te kweken vallen dan mis-baksels. Ik herinner me hoe ik eens bij mijn konijnenkweek in een nest een haarloos dier kreeg: wat een lelijk kreng was dat, het leek wel een duivels-konijn.

De aandachtige lezer zal al lang opgemerkt hebben, dat ik de vraag bij de titel van dit artikel al lang geleden voor mezelf heb beantwoord. Als ik moet kiezen tussen starre stramienen of een kreatieve vrijheid, zal ik steeds voor de rijkdom van kleur kiezen. De voorbeelden die je hier kunt aantreffen in de centrale plaatjes, zijn een ode aan die kleurenrijkdom van de gup. En in de linkerkolom kun je de hitparade vinden van "mor-mels" die daar het tegenovergestelde van zijn.

Nog even een woordje over het fotograferen: foto's nemen van guppies is gemakkelijk, maar GOEDE foto's nemen is uitermate moeilijk. Dat heb je misschien zelf al gekonstateerd. Hier en daar op het Net kan men werkelijk prachtige foto's van guppen aantreffen. Sommige gupkwekers hebben zelfs hun reputatie voor een groot deel te danken aan de mooie kiekjes van hun guppen. Want laten we wel wezen: zelfs een prachtgup ziet er niet altijd even fotogeniek uit. Veel heeft te maken met de lichtinval, en het soort licht. In een aquarium kan men de iriserende kleurschakeringen van één en dezelfde vis na elkaar waarnemen, maar een foto is een momentopna-me. Een foto nemen van een gup in een beplant aquarium moge dan mis-schien het natuurlijkst ogen, maar de kleurschakeringen komen op hun best tot uiting bij flitslicht en bij een donkere achtergrondkleur.

Hierboven de variaties bij een kruising tussen een Platinum Half Black Red Mosaic Tail met een GeelGroene Snakeskin. Tuxedo en Snakeskin liggen in de genealogie naast elkaar en kunnen gemakkelijk met elkaar gekruist wor-den. Getuige daarvan de Nebula Steel, de Metalheads, de Leopards, de Ga-laxi's en de Medusa's die hievan kruisingsprodukten zijn. Zelf heb ik in 2013 deze zelfde kruising uitgevoerd, maar gezien mijn HB geen Platinum had, waren de hybriden niet zo mooi als diegenen die ik op een Indiese weblog van 2011 onlangs per toeval heb gevonden.

De foto's van hierboven zijn trouwens Nebula Steel. Wat hier andermaal opvalt, is hoe tekeningen of patronen voor diepgang zorgen: de diepte in het kleurpatroon van een gup wordt niet louter bepaald door die ver-schillende lagen boven en onder elkaar, maar ook door tekeningen die de kleuren van elkaar scheiden. Een monochrone gup zal nooit dat kleuren- en motievenspel kunnen tonen. Dat is immers ook de natuurlijke en initi-ele DOELSTELLING daarvan bij de wilde gup: kunnen paraderen en de wijfjes imponeren met die veranderende kombinaties van oplichtende kleuren en figuren.

Dat zowel kleuren als figuren daarbij van individu tot individu verschil-len is hierbij geen bezwaar, maar een voordeel: het verleent iedere gup zijn eigen individualiteit en "karakter". Als je misschien in de waan zou verke-ren dat een gup geen individualiteit zou hebben, daag ik je uit om één wel-bepaalde vis in een aquarium te vangen. Spoedig heeft die immers in de snot dat HIJ "de target" is, terwijl zijn broers die weten dat zij NIET gevi-seerd zijn, rustig voor je net blijven zwemmen. Ik heb dus eigenlijk mede-lijden met al die prachtguppen die tesamen als klonen van elkaar in een steriele bak zonder planten hun leven moeten slijten voor een leven als showbeest voor tentoonstellingen en als babymachine.

Kleuren zijn dus voor de gup ZELF belangrijk, dat kan niet genoeg bena-drukt worden. Niet alleen in plaats -de lokaties (zie mijn vroegere arti-kels)- , niet alleen in dosering en verdeling, maar ook in harmonie. Dat perfekt gevormde "prachtguppen" een fletse kleur en monochrone guppen een saaie kleur hebben, daarover heb ik het al genoeg gehad. Maar er be-staat nog een derde kategorie: de guppen die disharmoniese kleurkombi-naties vertonen. Dat is dan het "werk" van de mens (zonder smaak). Men zal zich misschien afvragen WAAROM dergelijke kombinaties NIET in de natuurlijke populaties verschijnen, maar je hoeft slechts naar de prentjes hier links te kijken, en je krijgt je antwoord. Technies zijn zulke vissen "geplakt" als een collage van verschillende stukken gefixeerd genoom. Die ontstaan door voortgezette teelt door de mens, omdat hij een "kweek-plan" volgt, en sommige patronen dan geconcentreerd en aan elkaar ge-klonken worden (zie mijn vorige publikaties). Hij "vergeet" daarbij dat hij op die manier ook hele happen wegneemt van het geneties potentiëel van de soort. Vandaar de noodzaak om wilde guppen of endlers TERUG in te kruisen: de gupstammen kunnen vanuit menselijk oogpunt "perfekt" zijn, maar vanuit natuurlijk oogpunt zijn het eigenlijk (inhoudelijk) armoe-zaaiers.

Hieronder een stam die dit euvel alvast niet heeft: de Wiener Smaragd is een oude stam die teruggaat op twee oerstammen in de genealogie. Men zou dat kunnen vergeten omdat hij nadien werd "herdoopt" tot de Vienna Emerald . Een veelgebruikte stam voor dubbelzwaarden, onderzwaarden en enkele zeldzame bovenzwaarden, wat hem ook konveneert want dat zijn ook één van de eerste en oudste staartvin-vormen.

In verband met deze Wiener Smaragd nog een woordje verduidelijking in verband met het "Emerald Green Iridescent" , kortweg EGI: dat ligt NIET aan de basis van zijn naam, zoals in de Engelstalige werken wordt beklem-toond. De oorspronkelijke Duitse omschrijving spreekt in de eerste plaats over een meandervormig patroon op het lichaam zoals een rivier die door het land kronkelt of een lint dat in de wind dwarrelt. Dit korrespondeert volgens mijn studie trouwens aan één van de 8 oorspronkelijke basisvor-men; nl de pauper (zie tekening hiernaast) waar dat lijntjes-spel een fundamenteel kenmerk van is.

Dat binnen de Wiener Smaragd ook exemplaren opdoken die bijvoorbeeld een pauwenoog op het caudale eind hadden, was te danken aan die ande-re oorspronkelijke stam , de caudale ster (zie tekening daaronder). Zo'n spot was meestal zwart, blauw of groen, met een iriserende metallic rand, maar kon ook wit, geel rood of pastel van kleur zijn. Zoals dat bij alle ande-re genetiese eigenschappen van de gup het geval is, werd die ster met de tijd meer een aan elkaar gesloten patroon van een stuk fixed genoom. Maar dat de vernieuwde naam daarnaar zou genoemd zijn, zijn spekulaties a posteriori en grotendeels ingegeven om het zwaartepunt van de gupkweek (alweer) in het Noord-Amerikaans kontinent te leggen. Trouwens: die caudale ster duikt dus ook op in andere stammen, en is heel zeker niet het alleenrecht van de "Emerald Green" (zie foto bij Snakeskins).

Maar tot spijt van wie het benijdt: de Wiener Smaragd is Duits van origine. Net zoals de (Schimmelphennig) Platinum, die naargelang de basiskleur van de gup zowel een zilverglans als een goudglans kan aannemen. Zoals ik al een paar keer heb vermeld: sommige eigenschappen worden onafhanke-lijk van elkaar overgeërfd (Mendel heeft daar zelf een "wet" van gemaakt). Maar BINNEN één en dezelfde eigenschap -zoals bijvoorbeeld kleur- wer-ken genen samen om een soort gestalt of komposiet als resultaat te ge-ven.

De laatste reeks (zie hieronder) is die van de Ginga Kinubali. Die naam werd hen gegeven door hun Japanse kweker Kenjiro Tanaka, die ze ver-noemde naar gestoomde rijstkoekjes (in hun modernere versie: cupcakes met versieringen in kleur erop). Mooie kleinnoodjes die een revival naar meer heldere en natuurlijke kleuren inluidde, door een hybridisatie met de Endlers. Eén van de weinig geslaagde kruisingen als je t' mij vraagt, want men zou er beter aan doen de Endler in zijn specifieke kleuren en patronen intakt te laten. Wat de natuur heeft gemaakt, kan de mens alleen maar ver-brodden als hij zijn kontakt met die natuur verliest en zijn EIGEN "regels" gaat opleggen. Men zegge het voort!